(Van onze kerknieuwsredactie)
Een kerkvoogdij, die vandaag aan de dag subsidie aanvraagt voor de restauratie van een kerkgebouw, krijgt te horen: Kom over een aantal jaren maar eens terug. Dat kan betekenen, dat men eerst in de tachtiger^ aren voor subsidie in aanmerking komt. En zelfs dat krijgt men niet zwart op wit. Een kerkvoogdij mag een restauratie voorfinancieren, dat wil zeggen: voorlopig uit eigen zak (m(et geleend geld) betalen, maar dat is een peperdure zaak en het rijk vergoedt geen renteverlies. Beter is het daarom in veel gevallen tot een voorlopig herstel van een kerkgebouw, tot een goede consolidatie te komen, die zo veel mogelijk een verdere achteruitgang tegengaat, met name bij dak en goten. Dat was een van de „tips", die dr. Regnerus Steensma uit Kollum vanmorgen gaf op de algemene vergadering van de Vereniging van Kerkvoogdijen in het Congres- en Vergadercentrum van de Koninklijke Jaarbeurs te Utrecht. Dr. Steensma hield daar een uitvoerige rede over De toekomst van onze kerken. „Onze langst bewaard gebleven kerken werden in het begin van de elfde eeuw gebouwd, dus zo ongeveer rond het jaar 1000", aldus dr. Steensma. „In totaal staan er nu een tweeduizend op de Momnumentenlijst. Het grootste deel van die kerken zijn hervormde kerken. Ze bepalen in sterke mate het beeld van stad en dorp. Ze vormen een uiterst waardevol bezit aan bouwkundige schoonheid en getuigen van het geloof van onze voorvaderen".
Dr. Regnerus Steensma
"Kerkgebouw moet niet afgod van de gemeente worden". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/18 00:00:00, p. 27. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619643:mpeg21:p027
"Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/18 00:00:00, p. 27. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619643:mpeg21:p027
Het evangelie kan verkondigd worden in een oude en in een nieuwe kerk, maar een oude kerk heeft eigenschappen, die een nieuwe kerk mist. In een historisch kerkinterieur zit men in een ruimte, waar de christenen ter plaatse eeuwenlang ter kerke zijn gegaan. Het op zich dode monument is een levende band met het verleden. Het is een tastbare aanwezigheid van de christelijke traditie, de band met de gemeenschap der heiligen. Over het algemeen zijn kerkvoogden zich wel bewust, dat zij een waardevol gebouw beheren. Vaak wordt hun werk gewaardeerd naar de mate, waarin zij zorg dragen voor het onderhoud van het gebouw. Goed of slecht onderhoud is voor ieder gemeentelid waarneembaar. Er is vaak een houding van: de kerk moet in orde zijn, het kost wat het kost. Dat gaat soms ten koste van andere zaken in de gemeente. De zorg voor het kerkgebouw kan ook te ver gaan. Het is de taak van de kerkvoogdij er voor te zorgen, dat de gemeente goed functioneert voor wat betreft de stoffelijke zaken: salaris van predikant en koster, onderhoud van kerk en andere gebouwen. Voor de verkondiging van Gods Woord is een ruimte nodig, waar de gemeente kan samenkomen. Bij voorkeur een eigen ruimte, die alleen voor dit doel is bestemd: een kerkgebouw, dat ook in de wereld een teken is van het bestaan van Gods gemeente. Maar het kerkgebouw blijft uiteindelijk een hulpmiddel. Een belangrijk hulpmiddel, maar ook weer niet meer dan dat. Gemeenten en kerkvoogdijen zitten op een verkeerd spoor, als het gebouw van bijzaak tot hoofdzaak is geworden. In veel dorpen en binnensteden, aldus dr. Steensma, is de pastorie al jaren niet meer bewoond en in veel gevallen verkocht. Met het uitgeven van geld voor het kerkgebouw gaat men rustig door. Totdat alle geld op is. Pas dan gaat men zich afvragen: Wat moeten we met de kerk? Het is mooi, als zon kerkgebouw dan als monument stand kan blijven, maar om daar voor te zorgen is niet primair de taak van de kerkvoogdij.
"Band met verleden". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/18 00:00:00, p. 27. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619643:mpeg21:p027
De Hervormde Kerk telt honderden gemeenten .met meer dan één kerkgebouw. Vaak zijn het er drie, vier of vijf. In veel gevallen zijn enkele van die kerken overbodig. Het is vooral bij de vorming van streekgemeenten op het platteland, dat de oude kerken een belemmering vormen voor het ontstaan van samenwerkingsvormen. Er zijn bijvoorbeeld op het Friese en Noordhollandse platteland gemeenten met één predikant en soms zeven tot acht kerken! Liefst wil men dan nog, dat de eigen kerk in het eigen dorp in gebruik blijft. Om de samenwerking niet 1 stagneren worden er dan rouleersystemen bedacht, waarbij er elke zondag in een bepaalde kerk dienst is. Het spreekt voor zich, dat dit een zeer kostbare methode is. Al die kerken moeten dan onderhouden, verwarmd en schoongemaakt worden. Noodzakelijk is zon oplossing niet, want met de auto is men vaak in een paar minuten in de kerk in een naburig dorp. Het zou veel goedkoper en praktischer zijn om één centrale kerk te gebruiken. Het sluiten van kerken in een dergelijke streekgemeente blijkt steeds weer op veel bezwaren te stuiten. Veel kerkvoogden en gemeenteleden hebben dan vaak meer het belang van het eigen dorp dan het belang van de gemeente van Christus op het oog. Met christendom heeft een dergelijke houding meestal maar weinig meer te ■maken. Meer met heidendom. Er staat dan een afgod in een dorp: de oude kerk en toren, die het dorpsbeeld bepalen en alle dorpsbewoners liggen geknield om deze afgod. Deze mentaliteit wordt vaak wel met een vroom sausje overgoten, maar in feite laat men de gemeente van Christus verrekken.
"Overbodig". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/18 00:00:00, p. 27. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619643:mpeg21:p027
Steeds weer moet daarom gezegd worden: Het gaat om het Woord, om de verkondiging, om de gemeente, en niet om de mooie kerk. Steeds weer is er bij de gelovige de neiging het tastbare en zichtbare hoger te stellen dan het onzichtbare, het geloof. Vaak heeft men veel geld over voor de eigen kerk. Maar ook de joden gaven al hun kostbaarheden voor het gouden kalf... Ik heb een grote liefde voor het historische kerkinterieur en het is mijn werk studie te maken van kerkinrichting en kerkgebruik. Ik wil ze graag in stand houden. Maar niet ten koste van de gemeente. De kerken alleen in stand houden als dit de gemeente ten goede komt en anders afstoten. Meer dan duizend jaar zijn er in Nederland kerken gebouwd, verbouwd en afgebroken. Dat laatste gebeurde al in de katholieke middeleeuwen met tientallen kerkgebouwen, ondanks het feit, dat het om gewijde gebouwen ging. In de zestiende en zeventiende eeuw raakten veel kerkgebouwen buiten gebruik, toen na de reformatie veel kerken combinaties moesten vormen om samen een predikant te kunnen beroepen. Na 1900 worden de protesten tegen het afbreken van kerken steeds sterker. Er kwam een Rijksdienst voor de Monumentenzorg en er kwamen overheidssubsidies. Een kerk uit de laatste honderd jaar kan men verkopen of afbreken, maar bij een monument is dat erg moeilijk. Afbraak wordt door velen als zeer ongewenst beschouwd en uit monumentaal oogpunt bekeken terecht.
"Zichtbaar, onzichtbaar". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/18 00:00:00, p. 27. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619643:mpeg21:p027
Dr. Steensma vertelde het een en ander over de in 1969 opgerichte Stichting Oude Groninger Kerken en de een jaar later to Friesland in het leven geroepen stichting Alde Fryske Tsj erken. Er zijn inmiddels besprekingen gaande over het oprichten van een dergelijke stichting in Gelderland, terwijl men ook in Noord-Holland bezig is. Waarschijnlijk zal men daar in september/oktober reeds een eigen stichting hebben. Deze stichtingen zoeken ook voor de kerk — als er niet meer gepreekt zou worden — een bepaalde bestemming. Soms lukt dat, maar vaak ook niet. Misschien is die bestemming er over tien of twintig jaar wel, bijvoorbeeld door de voortgaande trek van de steden naar de dorpen. De kerkvoogden moeten natuurlijk bereid zijn afstand te doen van hun kerk. Beter een goed onderhouden kerk, die eigendom is van een neutrale stichting dan een hervormde ruïne. In Groningen zijn in vijf jaar reeds vijftien kerken overgedragen. Met tien kerkvoogdijen zijn onderhandelingen gaande. Waarschijnlijk zal over tien jaar een derde deel van de 150 oude kerken in Groningen in handen van de stichting zijn overgegaan De last van het onderhoud wordt dan op de hele gemeenschap afgewenteld. Het is tegelijk een keiharde illustratie van het feit, dat de Hervormde Kerk als volkskerk in zon streek heeft afgedaain.
"Stichtingen". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/18 00:00:00, p. 27. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619643:mpeg21:p027
Restauraties door kerkvoogdijen gaan veelal met grote moeilijkheden gepaard, aldus dr. Steensma, Kerkrestauratie is welzijnsbevordering. Een goed onderhouden kerk(ruimte) beantwoordt beter aan zijn doel. Men gaat met meer plezier naar de kerk to een stijlvolle ruimte dan naar een plaats, waar het tocht, de schimmel op de muren staat, vale gordijnen hangen, de banken slecht zitten en een bedompte lucht hangt. De kerk als gebouw geeft iets eigens aan de omgeving. Er straalt in de stad met zijn steenwoestijnen geborgenheid van uit. Een kerkvoogdij mag best wat offeren voor een restauratie en de gemeente ook, al zijn er zoals eerder aangegeven grenzen.
Dikwijls begint de restauratie met een informeel kontakt met een architect. De kerkvoogdij heeft van een bepaalde architect wel eens gehoord, dat die ook wel restaureert. Via een familielid, de predikant, of men heeft zn naam wel eens in 'de krant gelezen. Men wil wel eens met hem praten, geheel vrijblijvend overigens. De architect wil dat uiteraard ook wel. Hij is bereid op elk gewenst moment van elke gewenste dag naar de kerkvoogden te komen en zo de heren bij hem willen komen: zijn deur staat wijd open. En men praat, zogenaamd geheel vrijblijvend. Lariekoek! Er komt een tekening: geheel vrijblijvend, een globale kostenberekening, tegen vergoeding van de kosten. Zo gaat het in de regel in het begin en dat begto is vaak de oorzaak van veel ellende.
Na de eerste schetstekening en na de eerste cijfers is er niets meer vrijblijvend en men zit voor jaren aan de architect vast. Er zijn gelukkig veel goede architecten, maar er zijn ook slechte. Bij het aanstellen van een koster of organist worden eerst uitvoerige inlichtingen ingewonnen. Bij een architect is dat kennelijk veelal niet nodig. .. Men late zich tijdig voorlichten, aldus dr. Steensma. Vraag inlichtingen bij de rayonarchitect van de Rijksdienst voor Monumentenzorg of bij de Bouw- en Restauratie commissie van de Hervormde Kerk. Dat kost niets. Men kan er alle inlichtingen krijgen, over architect, mogelijkheden van subsidies, technische kwesties enzovoort. Een goede architect zal niet een grotere restauratie opdringen dan noodzakelijk is, een slechte wel. Een goede architect weet wat de wensen van Monumentenzorg zijn, een slechte niet. Dr. Steensma gaf tal van wenken voor kerkvoogden met restauratieplannen, en tenslotte nog een aantal algemene „tips". Als men acties organiseert om aan geld te komen, schakel dan niet alleen hervormden in, zo zei hij tot de hervormde kerkvoogden. Benoem ook enkele vooraanstaande gereformeerden en of katholieken uit uw plaats in het restauratiecomité. Schakel ook andere deskundigen dan de architect in bijvoorbeeld iemand die alles af weet van akoustiek. Wees voorzichtig met opknapbeurten door vrijwilligers. Ze zijn goed bedoeld en worden met enthousiasme uitgevoerd en het is erg goedkoop, maar ze richten vaak ook veel schade aan. Door eerst te praten met de Rijksdienst kan veel onheil voorkomen worden. Verscheidene kerkinterieurs zijn door het aanbrengen van glanzende lakverf volledig bedorven. In andere gevallen is het meubilair ondeskundig verplaatst of verzaagd.
"Restauraties". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/18 00:00:00, p. 27. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619643:mpeg21:p027
(Van onze kerknieuwsredactie)
Ds. C. P. Hoekema uit Heemstede heeft zondagmorgen na bijna 29 jaar afscheid genomen van zijn doopsgezinde gemeente te Haarlem. Al die tijd is ds. Hoekema eigenlijk „een Fries in de diaspora" geweest. Hij diende maar twee gemeenten: Hallurn en Haarlem. „Doet ik krekt yn Hollan wie, hie ik langstme nei Fryslan', zegt ds. Hoekema. Dat langstme is eigenlijk altijd gebleven. Vandaar ook, dat dominee en mevrouw Hoekema van plan zijn te zijner tijd te verhuizen naar de Van Harinxmaflat to Leeuwarden.
„Wy hawwe altiten in stik Fryslan yn'e hüs halden", zegt de scheidende predikant, wiens vrouw afkomstig is uit Gorredijk. De kinderen werden to de pastorie Friestalig opgevoed. Hun Nederlands hebben ze op straat en op school geleerd. Problemen heeft dat nooit opgeleverd, uitgezonderd die ene keer, dat Gabe — inmiddels dertig jaar en doopsgezind predikant te Bolsward — en zijn kleuterjuf elkaar verkeerd begrepen. Opvallend ook hier hoe gemakkelijk kinderen twee talen leren als dat op natuurlijke manier, in gezin en op straat en school gebeurt.
Behalve Gabe zijn ook de andere beide kinderen het huis uit. Alle (32) is docent aan een theologische opleiding (voor doopsgezinde predikanten) op Java en Geertje (33) woont in Leiderdorp. Ze is getrouwd met een geoloog. En dominee en mevrouw wonen dus weer samen in hun huis aan de Franz Schubertstraat in Heemstede. Daar is de Leeuwarder Courant al die bijna dertig jaar gelezen. En boeken over theologie, kerkhistorie, sociologie en demografie. Geen romans, ook geen Friese, want daar kwam ds. Hoekema niet aan toe. Alle Vrije Friezen van het Friesch Genootschap staan er op een rij. Ds. Hoekema — lid van de Fryske Akademy, vertelt hij niet zonder trots — wijst op de oude Friese atlassen, die in de hoek van de kamer staan.
De jonge Catharinus Paulus Hoekema werd 65 jaar geleden in Grouw geboren. Hij bezocht een jaar de rijks hbs in Leeuwarden en daarna vier jaar die te Heerenveen. Hij deed vervolgens staatsexamen gymnasium B en daarna A en toog naar de gemeentelijke universiteit van Amsterdam. In 1934 werd hij predikant van Hallurn. „Wy ha dêr moaije en maklike jierren yn to slimme tiid hawn", zegt de dominee. „Ik woe der earst ek net wei. Doet wy yn 1945 yn Heemstede kamen, hak wol mominten hawn, dat ik tocht: Hwat bist bigoun, yn san greate gemeente".
Ds. Hoekema bezette tot verleden week één van de vier predikantsplaatsen in de doopsgezinde gemeente van Haarlem, die behalve deze stad tal van plaatsen in de omgeving omvat, onder meer Heemstede, Lisse, Santpoort en Bloemendaal. Ds. Hoekema's wijk bestond uit zijn woonplaats en een deel van Haarlem. In totaal telt de doopsgezinde gemeente van Haarlem een 2.250 belijdende leden.
Ds. Hoekema is redacteur van het Doopsgezind Jaarboekje en hoewel ook het aantal doopsgezinden, dat hij daar jaarlijks to vermeldt, afneemt, is de „kerkelijke" meelevendheid groter dan vroeger, zo meent hij. Voorheen was het vaak zo, dat men al dan niet in de kerk kwam, maar veel beweging zat er dan verder niet in de leden. Dat is tegenwoordig anders. Men vormt bijbelkringen en gespreksgroepen en bezint zich op de vragen en problemen. Voorheen was alles traditioneler. Bij de doopsgezinden is belijdenis doen altijd al minder een traditionele zaak geweest — iedereen schrijft zijn eigen belijdenis — maar het aantal mensen, dat belijdenis wil afleggen, neemt af. Dit jaar waren het er acht, verleden jaar maar twee. Maar. ds. Hoekema herinnert zich bijvoorbeeld ook een jaar, dat er 35 jongelui de wens te kennen gaven toe te treden tot de gemeente. De doopsgezinden stellen zich allerminst dogmatisch op. Dat maakt het gesprek met anderen gemakkelijk, meent ds. Hoekema. Hij gelooft ook niet in één kerk als instituut. „Dal soe ien grine massa wurde. Der binne en bliuwe dochs altiten allerhanne skakearingen en spanningen. Elke tsjerke hat syn eigen stik identiteit en moat dat halde. Wol moat men iepen stean foar elkoar". Verschillen van inzicht vindt hij niet erg. „De skepping is in great forskaet fan blommen en planten en bisten. Sa is it mei de minsken ek. It soe de dea wêze as elkenien oeral lyk oer tocht. Dan rekke de spanning der üt".
De doopsgezinden leggen vaak meer de klemtoon op het leven dan op de leer. Ds. Hoekema is wel eens jaloers geweest op de hervormde en gereformeerde ouderlingen, vergeleken bij zijn eigen „ambtsdragers". Vaak ontwikkelde mensen, die als het om zaken van het geloof ging evenwel moeite hadden zich uit te drukken, zodat ze een (volwassen) dopeling eigenlijk maar nauwelijks durfden toe te spreken. „Dêrom is it ek wol goed, dat wy kontakten mei dy tsj erken ha '.
Ds. Hoekema heeft heel wat „by't ein hawn", eigenlijk te veel om op te noemen. In zijn hbs-tijd was hij al secretaris van de afdeling Heerenveen van de AJC. Voorts voorzitter van de zeilvereniging „Jong Frisia" te Grouw. Hij is voorzitter geweest van de Friese Doopsgezinde Jongerenbond, bestuurslid van de (landelijke) Doopsgezinde Jongerenbond, voorzitter van de afdeling Haarlem van Kerk en Vrede en lid van het hoofdbestuur. Hij leverde bijdragen voor het Algemeen Doopsgezind Weekblad en is nu nog redacteur van het inlegvel Nieuws uit de Broederschap. Om over alle andere „baantjes" dan maar te zwijg
Er moet overigens nog één uitzondering worden gemaakt. Ds. Hoekema is secretaris-archivaris van de Hoekema-stichting, een familievereniging van allen, die afstammen van een zekere Hette uit 1500. Op Hemelvaartsdagen komen de Hoekema's bij elkaar. De naam komt van Hoekema-sate, een boerderij te Huizum.
Ds. C. V. Hoekema
"Ds. C.P. Hoekema een Fries in de diaspora". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/18 00:00:00, p. 27. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619643:mpeg21:p027
Voor niets gaat de zon op. Dat betekent: voor al 't andere moet geld op tafel, omdat 't mensenwerk is. Maar ik ken ook een zon, die niet eens gratis opgaat! De zon der gerechtigheid.
Die is geen natuurverschijnsel, zomaar tot ons profijt. En ook geen mensenwerk, waarvoor wel betaald wordt. Maar met de mammon. En die is ongerechtigheid, omdat hij niet is de schat van het koninkrijk der hemelen. Want voor het opgaan van de zon der gerechtigheid is nog heel anders betaald!
Maleachi 4 : 2, „Maar voor u, die mijn Naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan en er zal genezing zijn onder haar vleugels; en gij zult
uitgaan en springen als kalveren uit de stal." Wat een sprekende uitbeelding! Die gerechtigheid is niet als al 't overige mensenwerk ondernomen op een tijd en weer verstoten op een andere tijd. Ze is als de zon, die niet onder gaat omdat 't op aarde donker was geworden; wiens opkomen niet afhankelijk is van het licht worden op aarde. Die gerechtigheid wordt gedaan zoals de zon zijn baan vervolgt: zelf onverhinderd, doet zij echter de wereld der mensen zelfs wentelen om haar as! Gerechtigheid is slechts waar zij wordt gedaan. Zij is niet automatisch en overal present. Lang niet! Er is onder ons een Mens komen optreden gelijk de zon opkomt. Die heeft zijn kracht om boven de kim te gaan stralen ook niet aan de aarde ontleend. Het is Jezus Christus, die hier als een koning in zijn omgang en verkeer met ons wil leven. En die omgang en dat verkeer van Hem met ons, dat is gerechtigheid. Hij deed gerechtigheid. Wat Hrj deed is als vleugels, die zich hebben uitgespreid. Daaronder vinden de kuikens genezing, d.i. verlossing van hun reddeloze bedreigdheid. Zij zullen leven. Hun reactie is als van kalveren, zei Maleachi, die in het voorjaar ontembaar de donkere stal uitspringen. Ik ben gekomen, zegt de Heer, opdat zij het leven hebben en overvloed. Wat zUn omgang en verkeer met de mensen nog' zal inhouden? Wel, dat moet zo iets goeds zijn, dat het ons telkens nog weer meer zal verrassen! Wat zijn liefde wil bewerken, ontzegt Hem zijn vermogen met. Maar de sprong in de grazige weide, die de profeet door de kalveren uitbeeldt, is te heerlijk dan dat vlees en bloed haar tot eindpunt mogen dienen. Daar ligt een verbod. Vlees en bloed hebben de macht om het koninkrijk Gods te beërven niet; zegt Paulus! Er is echter een bepaald soort mensenwerk waaraan in de Bijbel eveneens de naam van gerechtigheid wordt beloofd. Beloofd! Immers, wat heeft een christen nodig als ziin geloof? Alles wat ons in het Evangelie wordt beloofd, zegt een oud leerboekje. En ook deze gerechtigheid, die beloofd en geloofd wordt, is er alleen als ze door mensen gedaan wordt. Gedaan! Daarom: „Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de wetgeleerden zult gij Gods koninkrijk geenszins binnen gaan". Gerechtigheid is een menselijk leven en verkeer, waarbij gij op de beroerde plaats van uw naaste gaat staan. „.... en uw naaste als u zelf..., zodat niets hem kan scheiden van u, die de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heer, hebt ontvangen; voor hem en voor u ontvangen. Opdat ook hij een broeder heeft. Die hem ook zijn fouten toont? Jawel, maar niet met een wijsvinger op een afstand: als medebetrokkene veeleer! Wü weten van de kwellingen, die mensen mensen aandoen, geestelijk helaas, ook lichamelijk zelfs: ook verscholen achter de barre wet der economie. Maar: „Nimmer kan vergeten worden, dat zalig zijn gesproken die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Soms zijn het stillen in den lande, die zich benaarstigen hun roeping en verkiezing vast te maken Quakers of anders denominaties, die het Koninkrijk niet kunnen vergeten en die het „nut" van het geloof (de vrucht van wat hun beloofd is) zoeken uit te dragen in de geest en zo ook met hand en voet rechtvaardig te worden voor God" (Dr. Noordmans). D. J. Hulstijn.
"De Zon Even Stilte". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/18 00:00:00, p. 27. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619643:mpeg21:p027
Het is hoog tijd, dat wij als kerkvoogden gezamenlijk bij de regering een hogere steun bepleiten voor het instandhouden van onze waardevolle monumentale gebouwen. Dit moet gebeuren door de Vereniging van Kerkvoogden met steun van de synode. Niet door de afzonderlijke kerkvoogdijen. Juist nu er een tendens is om het accent van restauraties meer te verleggen naar woonhuizen e.d. Het gaat volgens dr. Steensma om drie zaken. a. hogere rijkssubsidies (van vijftig naar 55 procent) b. gehele of gedeeltelijke vergoeding van renteverlies en c. steun bij het onderhoud van kerken. De Vereniging van Kerkvoogdijen zou zich wat deze zaken betreft wat meer als actiegroep moeten gaan gedragen. Ik weet wel, dat zoiets nu niet direct in de aard van een kerkvoogd ligt, maar de tijden veranderen en wij moeten ons aanpassen. U hebt de tijd mee, zo zei dr. Steensma tenslotte tot zijn toehoorders: „Het publiek is tegenwoordig behoorlijk monument-minded."
"Hogere steun". "Leeuwarder courant : hoofdblad van Friesland". Leeuwarden, 1974/05/18 00:00:00, p. 27. Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010619643:mpeg21:p027