Hedenmorgen elf uur werd de brandweer gealarmeerd wegens een brand op het terrein van de Handelsinrichting te I?eyenoord. Het bleek dat loods no. 1, gelegen tegenover de factcry der Rijnspoorwegmaatschappij, in vollen vlam. stond. Met allen spoed werden de opzetstukken der water-., leiding van slangen voorzien, doch de gloed was zoo geweldig, dat de mannen het brandende gebouw tot op een afstand van 50 meter niet konden naderen; zoodat het water het vuur niet kon bereiken. Zelfs op grooteren afstand zagen wij de paarden van de stoomspuit no. 3 weigeren verder te gaan doch de zweep werd e.c overgelegd en de moedige bediening bereikte haar doel. De hitte was zoo ontzettend, dat de poort van het terrein moest worden geopend om de toegesnelden voor verzenging te behoeden. Reusachtige vlammen lekten over de groote oppervlakten en bedreigden de factory der Rijnspoorwegmaatschappij en de lange reeks loodsen van Blauwhoedenveem.
De hoofdman der brandweer de heer A. Poortman, dis zich te dicht bij het vuur waagde, geraakte in brand, zoodat overhemd en das hem aan de keel verschroeid werden gelukkig zonder persoonlijk letsel te veroorzaken. Een tachtigtal vaten olie, welke op het terrein lagen en reeds verhit waren, werden met de uiterste inspanning en zelfs met levensgevaar verwijderd. Ware dit niet gelnkt dan zon zeker het geheele prachtige handelsterrein met al wat er cp staat, verloren zijn geweest en ook de schepen zouden gevaar geloopen hebben.Groote stapels planken verbrandden voor een gedeelte en houten spoorwegliggers, die ver van den brand lagen, werden aangetast.
De brandweer was voor een gedeelte zeer spoedig aanwezig. Een deel er van moest voor de brug aan de Koningshaven wachten, die in spijt van het drtHgende gevaar op het kritiekste oogenblik werd afgesloten. Aan het behoud der brandende loods viel niet te denken; het gold grooter onheil te voorkomen, wat, dank zij den te goeder ure draaienden wind en de inspanning der brandweer gelukte.
De loods is tot op het fondament afgebrand en het vuur bracht groote schade toe aan vier der re.usachtige stoomkranen van de gemeente. De loods was leeg; de Javaboot zou er juist in lossen. Na de bediening der opzetstukken, op het terrein aanwezig, werd water gegeven door de handspuiten als volgt: spuit n°. 24 was n°. 1, spuit n°. 1 was ia0. 2en spuit n°. 5 was n°. 3. Echter had de stoombrandspuit het eerst water gegeven. Aanwezig waren in het geheel 14 handbrandspuiten, 3 stoomspuiten en 3 drijvende stoomspuiten. Te twee uur rukte het grootste deel der brandweer in, de blussching der puinhoopen overlatende aan de stoomspuiten. Een spuitgast verwondde zich aan den voet, door op een spijker te trappen, die hem geheel door de.n voet drong. Op het politiebureau aan de overzijde oer Maas werd hij door dr. Van Staveren verbonden
Hedenmiddag tegen half een werd door een tram, komende van de Beurs, op den Coolsingel een jongen aangereden. Door den chef van Van Gend en Loos uit zijn benarde positie verlost, werd hij in de Haagsche apotheek aan den Coolsingel 9 gebracht, waar bleek, dat hij gelukkig slechts aan den enkel gekneusd was. Een hulpvaardig mensch droeg den jongen na het leggen van het eerste verband naar zijn woning op den Zwarte-Jansweg. Dit ongeluk is geheel te wijten aan roekeloosheid van den jongen, daar de koetsier door onmiddellijk te remmen, grooter ongeluk voorkwam.
Deaanstaande Rotterdamsche kermis zal weder opgeluisterd worden door den Ken. Ned. Circus van Oscar Carré. Als standplaats is daarvoor aangewezen het open terrein aan het Achterklooster en Oostvest-plein.
Men zal zich herinneren, dat in den nacht van 1 op 2 Juli alhier, ten nadeele van den heer F. B. 's Jacob, in de Westerstraat een groot aantal zilveren voorwerpen, benevens een hoeveelheid geld ontvreemd is. Het is — zooals het Nieuws meldt — aan de Amsterdamsche recherche, bjjges'taan door een onder-inspecteur uit Rotterdam, gelukt, te Amsterdam, in het echtpaar F., logeerende boven den tapper Prijker, op den O. Z. Kolk, de vermoedelijke bedrijvers van dien diefstal te ontdekken.
F. en zijn vrouw — de man is schilder van zijn vak — woonden tijdens het plegen van de daad te Rotterdam en verdwenen, zonder dat men wist waarheen na den 2den. Zij waren toen met de buit gemaakte voorwerpen naar Nijmegen gevlucht. Hier werd echter de nieuwsgierigheid van een buurvrouw, die wilde weten, wat zich in een haar toevertrouwd koffertje bevond, waarin volgens het zeggen van F. „papieren" waren, doch dat zich nog al tamelijk zwaar optillen liet, de oorzaak, dat de politie werd gewaarschuwd. De buurvrouw namelijk had in afwezigheid van F. het koffertje met een op het slot passend sleuteltje geopend, en bevonden, dat er geen „papieren" maar voorwerpen van waarde in waren. Toen zij evenwel de politie van het verdachte der zaak in kennis gesteld had, waren de vogels (met het koffertje) gevlogen. Door de genoemde Amsterdamsche politiebeambten is evenwel Vrijdagnacht de verblijfplaats van het echtpaar opgespoord. Het koffertje was gevonden, doch de inhoud was op een zilveren meshecht na, verdwenen. Dit is echter blijkbaar van den heer 's Jacob afkomstig en dan ook reeds naar hier ter herkenning opgezonden.
F. en zijn vrouw zijn in hechtenis.
Met ingenomenheid maken wij alsnog gewag van het vocaal en instrumentaal concert, dat door de Werklieden-Zangvereeniging „Crescendo" Zondag 11. op de Doele-plaats werd gegeven. Het programma vermeldde de medewerking van „30 artisten van het eerste korps van Nederland". Wij gelooven niet bezijden de waarheid te wezen, als wij daaronder meenen te verstaan musici der Grenadiers en Jagers uit Den Haag Welnu, waar deze toonkunstenaars optreden is het onzerzijds onnoodig iets te zeggen wat hunne reputatie verhoogt. Laat het genoeg zijn, als wij verklaren, dat zij met verschillende welgekozen nummers, onder leiding van den heer Trossel, het hunne bydroegen tot het succes van den avond.
Het drietal zangnummers, door het. koor der Vereeniging ten gehoore gebracht, werd zuiver gezongen, doch wegens het gering getal zangers klonk het geluid op de groote plaats zwak. Een flinke zaal ware voor dit mannenkoor dienstiger geweest. Maar wat ons, en zeker wel alle hoorders, in hooge mate heeft geboeid, is de kindercantate „Vrijaf", een allerliefste compositie van Henri Van den Berg. Wij dachten daarbij aan het bekende meesterstuk „De wereld in" van den Vlaming Benoit, ■en wij aarzelen niet de bekentenis af te leggen, dat het toonwerk „Vrijaf" ons evenzeer voldeed. Het is niet zoo breed, niet zoo gespierd, zoo hoog van vlucht, doch het is kinderlijker dan 't eerst genoemde. Het werd keurig gezongen. Inderdaad, de heer Snel, directeur dezer Vereeniging, verdient bijzondere hulde voor zijn toewijding, zijn tact en onvermoeiden iiver, om de kinderen zóó af te richten, zóó te doen zingen! Hoe heerlijk klonken de stemmen der meisjes en jongens door het open salon, ruischend wegvloeiende in het hooge geboomte van den tuin! De zeer gepaste woorden van don heer Maaldrink (schrijver van den tekst) vonden blijkbaar weerklank in deze nog onbedorven hartjes. Men kon het dit jeugdig geslacht aanzien, dat het schik had in de eenvoudige en toch dichterlijke uitingen, want opgewekt, werkelijk con amoie werd het geheele stuk voorgedragen. Geen wonder dat het opgetogen publiek herhaaldelijk de kleine zangers toejuichte, zoodat zelfs een groot gedeelte der compositie onder luiden bijval gebisseerd werd, tot niet geringe .vreugde der aanwezige ouders. Wij wouschen der Vereeniging en haren Directeur geluk met deze welgeslaagde uitvoering, en hopen, in overeenstemming met het biljet, aan alle bezoekers uitgereikt, dat velen zich als lid zullen laten inschrijven. Wanneer het volk zelf naar ontwikkeling en kunstzin streeft, verdient dit de ondersteuning van alle weidenkenden, en zoo moge dan ook „Crescendo" meer en meer aan hare roeping — en aan haren naam — beantwoorden ! Benoemd tot onderwijzer aan de School met den Bijbel aan de Kievitsstraat, hoofdonderwijzer de heer Derksen, de heer L. Van Straalen te Ouddorp (Flakkee). By gunstig weder zal de op Zondag 14 dezer uitgestelde Onderlinge Roeiwedstrijd van de Roei- en Zeilvereeniging „de Maas" op Zondag a. a. plaats hebben. Een 5-jarig jongetje is gisteren in een sloot nabij de Adrianastraat- te water gevallen en gered door een 10-jarigen jongen. Door eenige leden der Kralingsche Harddraverij-Vereeniging „de Volharding" zal het verzoek gericht worden aan het bestuur dier Vereeniging om in de eerstvolgende Algemeene Vergadering voor te stellen, den naam van de thans bestaande KralingscheHarddraverij-Vereeniging„de Volharding" te veranderen in „Rotterdamsche Sportclub." Deze verandering wordt o. m. gewenscht, omdat het grootste deel van de leden der Vereeniging te Rotterdam Woonachtig zijn, alsook omdat uit gebrek aan een geschikt terrein te Kralingen de meeste harddraverijen in de gemeente Rotterdam worden gehouden, waar ook het gemeente-bestuur medewerkt om weder nationale feesten te houden.
"Stadsnieuws.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1889/07/25 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011009852:mpeg21:p001
"Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1889/07/25 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011009852:mpeg21:p001
Als volleerde vrouw van de wereld toonde Johanna volstrekt geen verrassing over de pracht, die haar omringde. Na eenige plichtplegingen en een gesprek over onbelangrijke zaken, vroeg zij: — Maar, Uwe Hoogheid, wat heeft toch dit alles te beduiden ? De Rohan antwoordde: — Ik zal duidelijk spreken. Toen ik laatst bij u was, waart gij niet op uw gemak en vondt, dat gij volgens uw.rang en stand in de maatschappij volstrekt niet gehuisvest waart; dit veroorzaakte u een zekeren dwang, waardoor gij mij eenigszins koel ont vingt, hetgeen mij noodzaakte mijn bezoek te bekorten. Ik besloot derhalve, u in een toestand overeenkomstig uw hoogen rang te verplaatsen en begreep daardoor u die lucht te moeten verschaffen, welke u noodzakelijk is om gelukkig en tevreden te leven. Opdat gij mij ongedwongen zoudt kunnen bij u zien en ik u kon bezoeken, hoopte ik, dat gij deze geringe woning wel zoudt gelieven aan te nemen. ~~ Aannemen, ik? Gij zoudt mij dit huis schenken? riep de gravin, wier hart begon te kloppen. — Het is maar een kleinigheid, mijn waarde, doch, indien ik gewaagd hadu een grooter geschenk te geven, moest ik vreezen, dat gij het niet zoudt aannemen. — Dat is onmogelijk. — Het huis behoort u, mevrouw. Op dezen zilveren schotel liggen de sleutels; gij ziet, dat ik u als een ov'erwinnares huldig; ik vlei mij derhalve, dat gij er niets vernederends meer in vinden zult. — Ach! gij dwingt mij ondanks mij zelf de bekentenis af, dat er geën kiescher wijze van handelen bestaan kan, zeide de gravin, ditVzich al lang bedwongen had, doch nu van genoegen bloosde bij het denkbeeld, dat zij eindelijk „mijn huis" zou kunnen zeggeh. Doch aan een beweging van den prins ziende, dat zij zich te ver liet voeren, zeide zij kalmer: — Ik verzoek Uw Genade, mij te bekomen. De Rohan haastte zich de gravin een stoel toe te schuiven, nam zijn mantel af, dien hij nog steeds omgehouden had, en nam den plicht van gastheer op even beleefde als gulle wijze waar. Terwijl de lakeien bezig waren met bedienen, had Johanna haar masker, dat ze een oogenblik had afgenomen, weer voorgedaan. — Gij vergist u weder, zeide de prins, ik ben het, die mij maskeeren moest; gij zijt te huis, te midden uwer bedienden, en ik ben hier vreemdeling. Ondanks de verrassing en de overgroote vreugde, welke haar hart onstuimig deed kloppen, deed Johanna het maal eer aan. Door lang aan de hoven van Europa te verkeeren, aan wier hoofd regeerende vorstinnen stonden, en door met vrouwen om te gaan, die destijds veel staatkundige vraagstukken ingewikkelder maakten en soms ook. weder oplosten, was de prins met veel ervaring en zeldzame hoedanigheden begaafd,ondoorgrondelijk voor zijn staatkundige mededingers; zijn goede manieren en zijn hoffelijkheid strekten hem tot schild, waarachter hij zijn eigenlijke meening verborg. Daarom achtte hij zich ver boven Johanna verheven, daar het aan zijn geoefend oog niet ontsnapt was, dat zij onder haar voorgewenden hoogmoed zeer veel hebzucht verboïg, en waande dat zij zeer gemakkelijk voor zijn zaak te winnen zou zijn. Wellicht bedroog hij zich ditmaal, doch de hoofdzaak was, dat hij Johanna volstrekt niet wantrouwde; dit was de val van dien anders buitengewonen man. Niet alleen dat hij zich niet eens de moeite gaf, haar te bestudeeren, maar willekeurig liet hij zich in haar handen tot een dwerg kneden. Johanna,die spoedig zijn meening doorzag, verkoos haar schijnbare minderheid te behouden en wachtte zich wel, haar waren aard te doen kennen. Zij toonde met opzet in alle opzichten een vrouw te zijn én speelde haar rol als coquetto voortreffelijk. De prins, die nauwkeurig al haar bewegingen gedurende hun onderhoud had gadegeslagen, meende haar door zijn geschenk bedwelmd te hebben. En in dat Opzicht had hij dan ook niet mis gezien; want het geschenk was verre boven haar verwachting. Maar hij wist niet, dat het nog verre beneden de eerzucht en dan hoogmoed van een vrouw als Johanna stond: zoodra was de eene wensch vervuld of even spoedig welden er weder andere bij haar op. — A propos, zeide De Rohan, als viel hem op eens iets in, — toen ik bij u was, spraken wij, gelooi ik, over twee Duitsche dames, die zusters van liefdadigheid, die u bezocht hadden. — En die portretdoos bij mij vergaten? vroeg Johanna, die nu wist, wat er achter schuilde, en op haar hoede was. — Juist, dezelfde. — Als ik mij niet vergis, zeide mevrouw De la Motte, hem strak aanziende, — kent gij ze even goed of bet3r dan ik. — Ik? Gravin, gij doet mij waarlijk onrecht aan. Verlangdet gij ze niet te loeren kennen? — Ongetwijfeld; want het is zeer natuurlijk, dat men in zijn weldoenster belang stelt. — Welnu, indien ik wist wie het waren, dan had ik het u immers reeds gezegd. — Ik verwed er iets tegen, mijnheer, dat gij de dames zeer goed kent. — Ik zeg van neen. — Ik vind het toch eenigszins onwaarschijnlijk, dat de gezant aan het Weener hof en vriend vanKeizerinMariaTheresia het portret van zijne vriendin niet zou herkend hebben. — Hoe! Zou het inderdaad het portret van Maria Theresia zijn ? — Och, mijnheer de diplomaat speelt den onwetende! — Weina! indien ik dit portret nu werkelijk herkend heb, wat beduidt dit dan nog ? — Zoovojl, dat het u dan van zelf op het denkbeeld brengen moet, van wie het wezen kan. — En waardoor begrijpt gij, dat ik zulks weten moet ? vroeg de prins eenigszins ongerust. — Omdat men niet gewoon is, het portret eener moeder — want let wel op, dat het niet zoozeer het afbeeldsel eener Keizerin als dat eener moeder is — in andere handen dan van een dochter te vinden. — De Koningin! riep De Rohan met zulk een natuurlijke verbazing, dat Johanna er door misleid werd, — de Koningin ! Zou Hare Majesteit in eigen persoon bij u geweest zijn ? — Is het mogelijk, dat gij dit niet dadelijk begrepen hebt, mijnheer ? — Hemel, neen, zeide de prins zeer eenvoudig, — wei neen; want in Hongarije is men gewoon de portretten van regeerende vorsten van de eene in de andere familie te zien overgaan. Ik, bijvoorbeeld, ben zelfs geen verre bloedverwant van Maria Theresia,' en toch draag ook ik steeds een portret van haar bij mij. — Bij u, genadige heer? — Kijk, zeide de prins koel, en haalde een snuifdoos uit zijn zak, die hij aan de verstomde Johanna liet zien. — Gij ziet dus wel, vervolgde hij, indien ik, die, zooals ik u zeide, de eer . niet heb tot de Keizerlijke familie te behooren, dit portret bij mij draag, kan ook een ander even goed als ik, al behoort hij niet tot het doorluchtige huis van Oostenrijk, er zulk een bij u vergeten hebben. Johanna zweeg.
— Dus gelooft gij, vervolgde de prins, dat de Koningin zelf bij u was? — De Koningin met een andere dame. — Mevrouw De Polignac? Mevrouw De Lamballe ? — Een jonge, zeer schoone en toch ernstige dame. — Wellicht freule De Taverney ? — Het is mogelijk; ik ken haar niet. — Welnu, indien Hare Majesteit bij u was, kunt gij op haar bescherming rekenen; gij zijt goed op weg. — Ik geloof het ook, edele heer. — Heeft Hare Majesteit zich edelmoedig jegens u betoond? — Zeker; zij heeft mij honderd goudstukken geschonken. — Ik weet van goede zijde,dat zij tegenwoordig alles behalve ruim bij kas is. — Dat verdubbelt mijn erkentelijkheid. — Heeft zij u eenige bijzondere belangstelling bewezen? — O ja, een zeer levendige. — Dan gaat alles naar wensch, zeide de prins in gedachten, — dan hebt gij nog maar één stap te doen. — En die is? — Tot Versailles door te dringen. De gravin glimlachte. — Ja, ja, gravin! dat is juist de grootste zwarigheid. Voor de tweede maal lachte Johanna, maar nu met meer beteekenis. — Waarlijk, zeide de prins, op zijn beurt lachende, — gij twijfelt toch aan niets. Omdat gij te Versailles hekken gezien hebt, welke men beklom, verbeeldt gij u, dat aan ieder de toegang vrij staat. Hebt gij wel op de ijzeren, marmeren of metalen monsters gelet, die het park en : de terrassen te Versailles versieren? — Wel zeker, mijnheer. — Er zijn wel honderd gedrochten van verschillende soort; welnu, verbeeld u maar, dat er een tienmaal grooter getal kwaaddoeners aan het hof leven en een ondoordringbaren muur tusschen den weldoener en den beweldadigde vormen; men kan er slechts met zekere sleutels binnendringen. — Uw genade zal mij wel helpen en de talisman willen zijn, die mij door die monsters geleiden zal, indien zij mij den toegang weigeren. — Ik zal het beproeven, doch het zal niet gemakkelijk gaan; want, indien gij mijn naam noemt, zou deze u na twee visites geen dienst meer kunnen doen. — Het is dan wel gelukkig, zeide de gravin, — dat ik van dezen kant door de onmiddellijke bescherming derKoningin gedekt ben. Als ik te Versailles kom, zal de echte sleutel mij den toegang verschaffen. — Welke sleutel? — Ja, mijnheer, dat is mijn geheim... Neen, toch niet, ik vergis mij; want, indien het mijn geheim was, zou ik het u zeggen. Ik wil voor mijn edelen beschermer niets verborgen houden; maar.... — Er bestaat dus een maar, gravin... — Helaas ja; daar het mijn geheim niet is, moet ik wel zwijgen. Het zij u dan voldoende te weten... — Wat dan? — Dat ik morgen naar Versailles ga en dat ik alle hoop op een goede ontvangst heb. De prins zag de jonge vrouw strak aanals wilde hij zich overtuigen, datzij waarheid sprak. — Wij zullen zien, gravin', zeide hij lachende, of gij zult binnen gelaten worden. Maak er staat op, gravin, dat ik verklaar, dat uw eer op het spel staat, indien gij niet te Versailles binnen dringt. — Voor een bijzonder gehoor, edele heer; dat is aangenomen. — Ik verzeker u, gravin, dat gij een levend raadsel voor mij zijt. — Een dier kleine monsters, die in het park te Versailles te vinden zijn? — Ik geloof toch, dat gij mij voor een man van goeden smaak aanziet? — Wel zeker, genadige heer. — Welnu! zoo zeker als ikuwschoone hand vat en er een kus op druk, zoo zeker kunt gij gelooven, dat ik mijn lippen op geen monster drukken zal. — Ik verzoek u, zeide Johanna koel, u te herinneren, dat gij met geen grisette te doen hebt; dat ik geheel meesteres over mijn eigen persoon ben, en dat er niemand in het Koninkrijk zoo hoog geplaatst is, met wien ik mij niet gelijk stel. Zij was opgestaan. — Gij verlangt derhalve het onmogelijke van mij. Gij verbiedt mij ,u het hof te komen maken, zeide de diplomaat. — In het minst niet; is er dan geen ander middel om de vrouwen te behagen dan kniebuiging en vleierij ? — Laten wij maar terstond beginnen, gravin; wat wilt gij dan wel van mij ? — Welnu, ik wil vanavond naar het bal in de Opera. — Gij zijt zoo vrij als een vogel in de lucht, en ik zie niets, dat u verhinderen kan er naar toe te gaan.
— Maar ik verlang, dat gij medegaat. — Ik! naar de Opera gravin! — Daar is het bewijs al, hoe gij mij tracht te behagen, zeide de gravin. — Een prins gaat naar geen bal, mevrouw; dat ware even goed, alsof ik u voorsloeg, in een... kroeg... te gaan. — Maar voor een Koningin, herhaalde Johanna, hem strak aanziende; — gij zoudt dit wellicht voor een Koningin doen Hoe behendig de prins zijn gevoelens anders ook verbergen kon, kleurde een hoog rood bij dit onverwacht vermoeden zijn wangen. Hetzij de schoone medelijden met zijn verwarring had, hetzij ze het geraden vond het niet verder te drijven, voegde zij er haastig bij: — Zou het mij niet grieven te zien, dat ik minder door u geacht word dan een Koningin; zoo even deedt gij mij nog de plechtigste betuigingen, en nu ik eenvoudig van u verlang, u onder een domino en een masker voor één nacht te verbergen... Zich gelukkig gevoelende, dat hij ersoo goedkoop afkwam, en bovenal verrukt over de snelle overwinning, welke Johanna's behendigheid hem bij elke onbezonnenheid liet wegdragen, vatte hij haar hand en drukte ze. — Voor u, zeide hij, — alles, zelfs het onmogelijke. — Hartelijk dank; de opoffering, waartoe gij bereid zijt, doet mij in u een kostbaren vriend ontdekken*, doch nu gij toegestemd hebt, onsla ik u van de verdrietige taak. — Volstrekt niet; het loonis slechts voor hem weggelegd, die zijn taak behoorlijk vervuld heeft. Ik volg u, gravin, overal, maar in domino en masker. Een eenvoudige koets zonder wapens hield voor de kleine deur van het huis stil, om beiden te ontvangen en verdween i& flinken draf op den weg naar de Boulevards.
"Feuilleton. Het Halssnoer van de Koningin. door ALEXANDER DUMAS. 21 Vervolg.)". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1889/07/25 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011009852:mpeg21:p001
Officieren Societeit. Concert, 8 uur. Place des Pays-Bas. Specialiteiten-voorstelling, BV< uur. Groot Internationaal Circu3. Voorstelling, 8K uur.
"Vermakelijkheden, Vergaderingen, enz. Woensdag 24 Juli.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1889/07/25 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011009852:mpeg21:p001
Temperat. Badinricht. 64° 66° 23 Juli 24 Juli Barometer bij 0® Celsius 757.9 mM. 757 Imü Thermom.in de schad. 20rO'J6B,F. 19'40.67'F. Mmim. temp. 'snaofats 8"9J483F. 10°0G 50' F. Maxim. temp. vor.dag 20COC.6B'F. 21°1C.70'B'. Windrichtingenkraetit West 2 West 3 Bewolking der lucht 7 4
"Waterstand en Weerbericht. Rotterdam 25 Juli 1e getij 1.41 2e getij 2.05 's middags 12 uur.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1889/07/25 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011009852:mpeg21:p001
. Par]oBC:. 5,10'5m., 8,50'5m., i,lo'sav., 6,50 'sav. Berlijn. . 5,40'5m., 9,30'5m.,10,— 'sm., 2,27 'sav. 4,3o'sav., 6,55'5av., 9,20 'sav. Londen . 5,10'5m., 8,50'5m., I,lo'sav., 6,50 'sar. Kaapland, Natal, 0.-Vrijstaat, Transvaal 8.50 'sm. West-Afrika, Curaijao 6.so'sav. Venezuela 8.50 'sm. Coiumbia, Ecuador, Peru, Bolivia, Chili (via Panama) 8.50 'sm. Noorwegen 7.—'sav.
"Buslichtingen aan het Postkantoor. Donderdag 25 Juli.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1889/07/25 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011009852:mpeg21:p001
Burgerlijke Stand. GEHUWD: G. J. G. v. Andel, jm. 26 en M. De Klerk, jd. 27 j. A. W. Bruns, jm. 37 en C. Gerritsen, gesch. vr. v. A. "Verhoog, 37 j. R. v. d. Ende, jm. 26 en L. A. Scholten, jd. 21 j. A. W. Hemelop, jm. 48 en F. Schouten, gesch. vr. v. J. Heesterman, 56 j. C- De Jong, jm. 25 en M. Hunefeld, jd. 23 j. J. Th. v. der Laan, gesch. m. 40 en A. Harremanse, gesch. vr. v. J, M. Sieber, 35 j. M. Mijsbergh, wedr. 66 en H. E. G. Gerritsen, wed. v. H. J. v. Dam,44j. R. J. Pauw, wedr. 33 en J. E. Janssen, jd. 30 j. J. Strikker, jm.3l en M. Erkelens, wed. van J. H. v. Vliet, 26 j. C. Vente, jm. 22 en S. Marges, jd. 20 j. J. Meijer, jm. 27en J. W. v. Lokven, jd. 21 j. P. Breider, jm.2Ben G. Dekker, jd. 22 j. C. P. v. Berß, jm. 23 en A. A. v. Dijk, jd. 24 j. C. Mes, jm. 30 en H. v. den Brande, jd. 23 j. A. P. Stentler, jm. 19 en C. Koen, jd. 22 j. P. Stortenbeeker, jm. 23 enM.S.v.Putteri,jd,l9j. C. F. W. v. Werkhoven, gesch m., 27 en A. M.
"Familiebericht". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1889/07/25 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011009852:mpeg21:p001
Willems, wede. van B. H. H. Thijse, 26 j. J. Th. Willemsen, jm. 28 en B. Elbick, jd. 31 j. Huwelijks-Brieven en Verlovings-Circulaires worden gedrukt en spoedig afgeleverd, desverlangd geadresseerd, ter drukkerij van het Nie uw sbl ad. Goedkoop. Fijner papier naar keuze van den besteller. BEVALLEN: J. B. Engels, geb. v. Eek, Z. — A Bolkenbaas, geb. v. der Brugge, Z. —W J.Hablous, geb. Burgmans, D. — É.J.Herder,geb.Geurtz, D. — J. Kop, geb. v. der Meer,Z.|—A.Meijer, geb. Kurpershoek, Z. — A M.Lievegoed.geb. De Koning, D. — M. P. Knottenbelt, geb. De Vrij, D. — P. S. Smit, geb. Bangma, D —H. Ridderhof, geb. Bijkerk, D. — M. A. v Ravesteijn, geb. Spliethoff, Z. — Ch. Baerveldt, geb. Heugeps, Z. — E Smit, geb De Winter, Z. — T. E. Kerkhof, geb. v. Nooijen, D. — H. Veerman, geb. Schoonenberg, Z. — A. Jacobs, geb. v. Beusekom, Z. —P. Eliazar, geb. De Bok, Z. — G. Ch. F. Ruijgers, geb. Bakker, Z. — J. vden Hoven, geb. Heijkoop, Z. — W. P. Poldervaardt, geb. Rijkers, D. — G. Scherpenhuijzen Rom, geb. Noordanus, Z. — E. Hoordijk, geb De Haan, D. — W. J. Gerritsen, geb. Thieme, D. —E. J. Mooij, geb. Poederooijen, Z. — W. Boonstra, geb. Tielemans, D. — A. v. Duin, geb. Tulling, Z. — A. Schollaart, geb. v. Deutckom, D. — A. Stok, geb. Beker, Z. — J. J. D. Stoup, geb. v. Rijswijk, D. ■— C. Kriens, geb De Waart, D. — J. C. Derks, geb. De Vries, D — G. Trouwborst, geb. v.der Kuyl, Z. — A. M. Goorissen, geb. Verhagen, Z.— A. v. Weizen, geb. v. der Laan, D. — H. L. E. J Kröller, geb. Müller, D. Klein drukwerk wordt geleverd terdrukkerij van het Nieuwsblad, naar den geest des tijds, net en goedkoop. OVERLEDEN: M. K. Gilyamse, jd. 17 d. — E. Jonker, wed. B. P. Boekhout, 59 j — K Stoutjesdijk, jm. 4 rn. — J. Park, vr. v. D. Spetter, 48 j — P. J. Ulenberg, jm Bm. — A. S. Bel, wed. J. Strik, 65 j — W. F. Banis, m. v. H. Ju, 45 j. — H. G. J. Duvignau, jd.3m. — ;B. Visser, vr. v. A. v. Deursen, 74 j — A. De Jong, jd. 34 j. Rouwbrieven en Rouwkaarten worden gedrukt ter drukkerij van het Nieuwsblad. Op verlangen mede geadresseerd, bezorgd en gepost.
"Familiebericht". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1889/07/25 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011009852:mpeg21:p001
Aan het Mail-overzicht van den Jav a- B o d e ontleenen wij:
„Volgens de laatste berichten van Atjeh doen zich daar weêr enkele gevallen van beri-beri voor, op zich zelf wel niet verontrustend, maar toch teleurstellend nu men hoopte de zieitte geheel te hebben overwonnen en het geneeskundig personeel aanmerkelijk te kunnen inkrimpen. Ook herinnert men zich onwillekeurig, dat eene vroegere periode van gezondheid door een nieuwen aanval van beri-beri is gevolgd en zoo is de vrees niet gegeel ongegrond,dat men ook ditmaal daarop zal hebben te rekenen. Voor het overige spreken de officieele berichten alleen van het voortdurend beschieten onzer posten en de bijzondere tevens van het voortduren der onderhandelingen met de Kemala- of oorlogspartij, die het enkel over de voorwaarden harer onderwerping nog niet met ons bestuur zou eens zijn. De afloop van het gebeurde te Edi zal haar wel opnieuw hebben overtuigd van het nuttelooze van alle verzet.
— De terechtstelling van vijf der ter dood veroordeelde Tjilegonsche muiters heeft zonder eenige stoornis plaats gehad en men meet tr bijvoegen in alle stilte, daar geen enkel Inlander als toeschouwer er is bij geweest, naar men vermoedt op last der dessahoofden, die in deze wel weêr op bevel der hooger geplaatsen en der geestelijkheid zullen hebben gehandeld. Do dag werd als een vastendag gevierd en de Inlandsche bevolking kwam niet uit hare woningen. Men vat een en ander op als een demonstratie tegen hetEuropeesch bestuuren als een bewijs, dat de opgehangenen door de bevolking als martelaren worden beschouwd (slechts een hunner stierf overigens op de wijze van een geioofsheid), in verband waarmede nog steeds krachtige maattegelen worden genomen om alle voor de rust en veiligheid gevaarlijke elementen uit Bantam te verwijderen. Dit moet echter met zeer veel beleid geschieden, daar het hoe langer hoe meer blijkt, wat trouwens reeds vrij algemeen werd vermoed dat vele hoofden en leden der geestelijkheid aan de voorbereiding tot den Tjilegonschen opstand hebben meegewerkt. Eene ontdekte samenspanning om bij gelegenheid van een feest op 31 Mei bij den regent te Serang de Europeanen ie vermoorden, toont, dat er nog steeds gisting is: bijzonderheden daaromtrent ontbreken tot nu toe, alleen weet men, dat de toeleg bijtijds is ontdekten de daders zijn opgepakt." — Het Bat. Nwsbl. deelt nog als een bijzonderheid mede, dat op den dag der executie van de vijf ter dood veroordeelde Tjilegonsche muiters, van de inlandsche bevolking velen bevreesd waren voor ongelukken van hooger hand, zooals het neerploffen van meteöor.-Jteenen, de inademing van slechten wind, welke ziekte zou veroorzaken enz.
Om zich tegen een en ander te vrijwaren, had men tot zelfs in het Serangsche het lioefd met koenjit besmeerd. — Omtrent het drama,dat thans opnieuw de Europeesche samenleving t 3 Soerabaja in rouw dompelt, verneemt de Locomotief van iemand, die eeuige dagen te Soerabaja doorbracht, de volgende bijzonderheden. De slachtoffers zijn: de heer Greig, chef der firma Martin Greig en Co ; mevro iw Moll, echtgenoole van den tolk voor de Chineesche taal; mevrouw Moll, schoonzuster van de vorige, echtgenoote van een kort geleden naar Atjeh vertrokken officier, beide in nog jeugdigten leeftijd; jongejuffrouw Van Delden, dochtertje van den ads.-resident van Grissee, zwager van den heer Greig.
„Indien wij de toedracht wel begrijpen, zegt de Loc, is zij de volgende geweest. „De heer Greig, wiens echtgenoota in Engeland is, gaf, met zijne schoonzuster Van Delden, die dikwijls te Soerabaja logeert, als gastvrouw, een soupertje aan de familie Moll, mijnheer met twee dames, daar zijne schoonzuster, na het vertrek van haar man naar Atjeh, bij den heer M. aan huis woonde. Onder de gerechten was ook eon blikje garnalen, die men thans vermoedt, dat vergiftigd zijn geweest, hetgeen echter weer twijfelachtig wordt-, doordat een der overledenen niet van die garnalen had gegeten. In don loop van den nacht werden de heer Greig en de beide dames ongesteld eri overleden kort na elkander. Ook de heer Moll kreeg een hevigen aanval van buikziekte, nam ochter een buitengewoon groote dosis castorolie, en schijnt daardoor te zijn gered. Mevrouw Van Delden, die van verschillende spijzen niet had genuttigd, is niet aangetast (wij zijn in 't onzekere of de mededeeling, dat mevr, V. Delden mede aanzat, juist is). Des morgens kwam de jongejuffrouw Van Delden ten huize van den heer Moll, waar zij van enkele overblijfselen van het souper heeft gegeten. Daarop is ook zij ziek geworden, en in den loop van Zaterdag gestorven. Vier lijkkoetsen brachten des Zaterdags, met een langen stoet van deelnemende vrienden en bloedverwanten, de slachtoffers ten grave. „Terwijl eerst aan cholera werd gedacht, rees weldra het vermoeden van vergiftiging. Zoo de ons gedane meJedeelingen juist zijn, is verdenking gevalle"n op de kokkie van mevrouw Moll,die voor het souper door haarmeesteresse aan den heer Greig moet zijn geleend, en — volgens getuigenis van eon baboe — ten hoogste verbitterd was over krasse berispingen, die zij nog des m .rgens van mevrouw M. had ontvangen. De verdachte is gearresteerd, maar de juiste toedracht nog niet bekend. Aan de verschijnselen bij de slachtoffers, vermoedde inen vergiftiging door arsenicum. Of de lijkopening, die heeft plaats gehad, dit heelt bevestigd, is ons nog niet bekend."
"Koloniën. Batavia, 22 Juni.". "Rotterdamsch nieuwsblad". Rotterdam, 1889/07/25 00:00:00, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 09-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011009852:mpeg21:p001