?ga WETENSWAARDIGHEDEN BETREFFENDE
Dominique, die beroemde harlekijn van den Italiaanfchen fchouwburg, zijne afbeelding hebbende Jaten maken, wilde Latijnfche verzen hebben, om onder dezelve te plaatfen. Hij wendde zich tot santeuil, die hem niet wel ontving, Na hem op eene ruwe wijze ge« vraagd te hebben, wie hij was, waarom hij kwam, wie hem gezonden had, waar hij hem gezien had, floot de dichter, zonder naar antwoord te wachten, hem zijne deur voor den neus toe. Dominique, die zeer wel zag, dat men op eene zonderlinge wijze handelen moest, om met eenen man, zoo zonderling, zijn oogmerk te bereiken, keerde terug naar Sint Victor, in zijn harlekijnsgewaad , dat hij met eenen rooden mantel bedekt had. Hij klopte aan de deur van den dichter, die, na hem vijf of zes keeren vruchteloos gezegd te hebben om binnen te komen, hem toornig toelchreeuw» de: „ al waart gij ook de duivel, kom binnen, als gij wilt." Dominique wierp terftond zijnen mantel af en trad met drift binnen. Santeuil, verwonderd, fteekt de armen uit, zet groote oogen open, en bleef eenigen tijd onbewegelijk zitten, zonder iets te kunnen zeggen, inderdaad geloovende, dat het de duivel was. Dominique, lang genoeg in een postuur gebleven zijnde, dat aan de verwondering des dichters geëvenredigd was, veranderde van houding en begon van het eene einde der kamer naar het andere te loopen, onder het maken van duizenden van gebaren. Santeuil, van zijne verwondering terug gekomen, ftond op, en maakte dezelfde bewegingen door de kamer. Dominique , ziende dat dit' fpel hem behaagde, trok zijnen houten degen, en, den arm verlengende of verkortende, bragt er hem zachte Hagen, dan eens op de wangen, dan eens op de vingeren, dan eens op de fchouderen, mede toe. San' teuil, hierdoor getergd, wilde hem nu en dan vuistflasjen geven, die zeer handig werden afgeweerd. Harlekijn maakte eindelijk zijnen riem los, en santeuil fmeet zijne muts weg, en zij grepen elkander aan, tot dat de dichter, wien de klucht lang genoeg geduurd had, tot den onbekenden zeide: „ maar nu, al waart gij ook de duivel, moet ik niet weten wie gij zijt ?" ,, Wie ik ben?" antwoordde dominique, met den toon der item, eigen aan zijn gewaad, ik ben de Santeuil van de Italiaanfche Comedie. ,, O! indien dat zoo is," hernam santeuil, „ dan ben ik de harlekijn
Letterkundig magazijn van wetenschap, kunst en smaak, 1819 (Mengelstukken), no 16. Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:19516:mpeg21:0001