Utrechtsche studenten almanak voor ..., 1862, 1862
Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar
II EIN E ’S EBKLA E U N G.
avondscheemring daalde somber néér.
De golven rolden immer wilder voort,
Toen ik mij neervleidde op het eenzaam strand ,
En droomend uitkeek naar haar woesten dans;
Mijn horst begon te golven als de zee,
Want onweerstaanbaar trok mijn hart mij heen
Naar u, naar u, o heerlijk, lieflijk beeld.
Dat overal voor mijne oogen zweeft,
Dat overal tot mijne ziele spreekt,
Overal, overal,
In ’t snizen van den wind, in ’t bruisen van de zee
En in het droevig zuchten van mijn eigen borst.
En met een ligten rietstok schreef ik in het zand :
„Agnes, u min ik, u min ik alleen!"
Doch golven boos van zin vernielden mijne hand.