gezetheid op de geregelde bijwoning zijner eigene lessen heeft aan den dag gelegd, hij mogt voor het minst de bewustheid bij zich omdragen, daarvan zelf het onovertroffen en schier onovertrefbare voorbeeld gegeven te hebben.
Bij herhaling was hij door clamsse aangezocht om een akademisch proefschrift op te stellen en openlijk te verdedigen. Zijne natuurlijke schroomvalligheid verzette zich daartegen. Toch zou hij vermoedelijk aan clamsse’s aanzoek hebben gehoor gegeven, indieu de donkere tijden, die toen onder de Fransche overheersching werden doorgeleefd, en de blik op eene schijnbaar nog donkerder toekomst voor zijne ouders niet elke bezuiniging hadden raadzaam gemaakt. Zoo bereikte hij dan het einde zijner akademische loopbaan. Na in het voorjaar van 1811 het Praeparaioir Examen voor de Classis van Nederveluwe te Elburg afgelegd te hebben, werd hij onder het getal der Proponenten opgenomen.
Maar hiermede was nog niet veel gewonnen. Het wederregtelijk onthouden van het lands inkomen aan de reeds zóó schraal bezoldigde Predikanten, maakte het niet raadzaam aanstonds naar eene vaste standplaats om te zien. Eene poging van zijne Leermeesters om hem aan de eene of andere instelling van hooger onderwijs te verbinden, liep vruchteloos af. Zóó scheen dan nog altijd de toekomst zijns levens onzeker, tot dat zijn vader op het denkbeeld
Utrechtsche studenten almanak voor .... Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUTRA01:001345001:00013