Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht; bijdragen, 1898, 1898
BEVOLKING VAN ’T BISDOIVI UTRECHT
in den aanvang der 16® eeuw.
Aan de Naamlijst der Priesters, tusschen 1505 en 1518 voor ’t oude bisdom van Utrecht gewijd, die door Dr G. Brom ons onlangs werd gegeven, heeft hij een zaakrijke narede toegevoegd. We zijn hem zeer dankbaar hiervoor.
In die narede nu berekent haar schrijver de sterkte der bevolking van het Utrechtsche bisdom {Archief XXIV, 81), en erlangt eene uitkomst, die merkelijk verschilt van ’t geen Dr W. Moll eens schreef {Kerkffesch. I. 11. 4). Maar hij levert eene proef op zijne som, die wel verdient te worden nagezien. Hij legt naast elkander de beide volks-tellingen, in 1514 en 1889 over N.- en Z.-Holland gehouden. In eerstgenoemd jaar verkreeg hij:
a. voor den derden stand 262,666
h. voor den en 2™ stand 26,266
in het geheel alzoo 288,932
In 1889 vond hij voor Zuid-Holland . . 949,641
en voor Noord-Holland 829,489
alzoo een geheele bevolking van . . 1,779,130
De vergelijking dezer sommen doet. zien, dat de laatste ruim het zesvoud is der eerste.
Nu is het niet al te gewaagd aan te nemen, dat in de andere gedeelten van het bisdom de bevolking