Taalboek voor de drie laagste klassen van H.B.S. en gymnasium
108
„En zoekt ge een rots waarop ge leunen moogt? O neem mijn arm, die u te steunen poogt!"
(Poëzie, H. Swarth)
gebroken rijm, waarbij de regels slechts om den anderen rijmen (oibcb); bv.
Daar leefde in Zeeland eens een man
Hij had een aardig kind, Een meisje, dat door iedereen,
Om 't zeerste werd bemind.
(Bellamy)
gekruist rijm (abab), bv.
De kunst is lang, het leven kort — En 'twerk van vluchtige uren, Dat zonder strijd verkregen wordt, Zal slecht den tijd verduren.
(De Génestet)
gepaard rijm (aa bb cc enz.), bv.
Het zonnetje steekt zijn hoofdje op, En bestraalt der bergen top
Met zijn lichtjes:
Wat gezichtjes, Wat verschietjes verr' en flauw, Dommelen tusschen 't grauw en blauw.
(Bredero)
omarmend rijm (abba), bv.
Werken en denken en leeren is leven:
Wie hier niet werkt, is zijn plekjen op aard', Wie daar niet denkt, is het leven niet waard,
En om te leeren is 't leven gegeven!
(De Génestet)