Fanny Wilkes.
IV. BOEK. 9t
Ondertufchcn vroeg hij niet, waar jinny zich bevond; terwijl fanny, in het vermoeden, dat hij van alles onderricht was, hem, zonder ecnigen omweg, verhaalde, dat jinny in hare armen dood gefchoten, uit het fchuitje gevallen, en aanftonds gezonken was. „ Hebt gij U ook, lieffte Kind!" vroeg de Heer handsom met eene beevende ftem, „ door den angst, de zaak anders verbeeld, dan zij is?" — „ Ach God!" andvvoordde fanny, „ik weet het maar al te wel. Ik zou U zelfs het geheele geval wel kunnen uitfchilderen, en U dc plaats aanwijzen , waar het fchot van daan kwam. Het was door de toortfen, welken de roovers hadden ontftokcn, zo licht, als klaar dag, en mijne jinny lag op haar' rug, toe» zij nedcrzonk. Ach! mij dunkt, ik zie nog die gebroken oogen"... hier konde de Heer handsom zijne traanen — de traanen van weemoedige
liefde niet langer verbergen. Hij ftond op,
en ging, onder een diep ftiizwijgen, naar 't venfter.
De Heer handsom bleef nu bij zijn eerfte voornemen, om naar London te reizen, ten einde ter agterhaaling van setter, wiens diefital al vrij aanmerklijk fcheen, de noodige fchikkingen te kunnen maaken: en naardien Lord fos ter in uitgebreidde betrekkingen ftond, zo had men geene bijzondere redenen, om aan den goeden uitflag van dergelijke poogingen te twijfelen.
Deez*