ff ^ H. G. Meyer
heeft onze hele planning fd Alle statistieken over iniaantallen, benodigde publieke gingen — waterlevering, zie' m scholen, riolering — zijn 't,. Achterhaald." Dit zegt Biren ;.; ia rya, een van de drie topitocht van vijf miljoen vluchte, alleen al in de staat Westvan de Calcutta MetroDevelopment Corporation Jt) die vorig jaar door de reNew Delhi in het leven is - a om jn „Groter-Calcutta" alLeiten op het gebied van ' en leefmilieuverbetering te eren en te financieren. „Ook jjrt men nu vluchtelingen over andere staten, ze zullen terugvooral naar Calcutta, omdat hun verwanten of vrienden j omdat ze hier hun taal kunipreken." e vooruitzicht voor een Ontijiigscorporatie die zich toch al jverdreven ambitieus doel geheeft: „Wij pretenderen niet 0d en omliggende voorsteden
partij van India - Moskou georiënteerd) de CPI-M' (idem-marxistisch, vroeger Peking georiënteerd) en de Naxalieten (CPI-ML, voor marxistisch-leninistisch) een strijd tegen het „systeem", de regering, het zakenleven, en voeren alle partijen een bloedige strijd onderling. Enig echt revolutionair gevaar lijkt er nog niet te duchten. De Naxalieten zijn er sinds hun oprichting in 1967, in de streek rond Naxalbari in West-Bengalen, niet in geslaagd op het platteland een revolutie van boeren en landarbeiders te ontketenen, en de gewapende acties in de steden hebben eigenlijk meer het karakter van een onderlinge machtsstrijd, van afrekeningen, van wraak en weerwraak. Calcutta is een vuile, afgeleefde, overvolle stad. 's Nachts kan men de daklozen bij duizenden onder afdakken of in de open lucht zien slapen. Het straatvuil hoopt zich op, en overal kan men armoedige volwassenen en kinderen daarin zien wroeten in de hoop nog iets eetbaars te vinden. Als het regent veranderen grote delen van de stad in modderpoelen. Er is maar in een beperkt gedeelte riolering en de straten zijn vaak kapot. In die modder ziet men veel mensen zichzelf wassen of hun saries en lungies uitspoelen. Bedelaars, meestal mismaakten, zijn overal. De armen van de stad zijn nauwelijks gekleed, meestal in vuile vodden. Auto's zijn zonder uitzondering tot op de draad versleten. Calcutta is in betrekkelijk korte tijd vervallen. Nog onder het Britse koloniale regime was in deze voormalige hoofdstad van het Britsindische imperium de industrialisering van India begonnen, vooral wat betreft de textielindustrie. In eerste instantie werd hier de in Bengalen groeiende jute verwerkt, en Calcutta ontwikkelde zich in de 19de eeuw tot een welvarende grote stad, met een internationaal belangrijke haven, en met een handels- en bankcentrum. De klap kwam toen in 1947 (scheiding van India en Pakistan) ook Bengalen werd gedeeld. Een groot deel van het natuurlijke en noodzakelijke achterland viel weg. Daarna begon de vicieuze cirkel omlaag. Na de deling kwam de eerste vluchtelingenstroom uit Oost-Pakistan naar West-Bengalen op gang. Men zocht bij vrienden en verwanten onderdak en geldelijke steun, en wie dat niet vond kwam terecht in de slums van de voorsteden, of moest
zijn bivak op fle straat opslaan. Het verval van de stad begon, omdat de bevolking door toenemende economische moeilijkheden verarmde en daarom de naar Europees voorbeeld in de 19de en begin 20ste eeuw gebouwde huizen niet meer onderhouden kon. Het subtropische klimaat en het veel te grote aantal bewoners per huis deed de rest. In 1961 had Groot Calcutta een bevolking van 4,15 miljoen mensen, en een bevolkingsdichtheid van 28.500 per vierkante mijl. De stadskern zelf had 3 miljoen inwoners en een bevolkingsdichtheid van 102.0Ö0 per vierkante mijl. Ter vergelijking: New Delhi: 42.300, New York: 27.900. De bevolkingstoename, de trek van het platteland en nieuwe golven vluchtelingen, vooral na de oorlog met Pakistan (1965) deden het inwonertal stijgen tot ongeveer 8,5 miljoen, inofficiële schattingen spreken zelfs van 12 miljoen. De cijfers van de laatste census, gehouden voor de vluchtelingenstroom van dit jaar, zijn nog niet bekend. De reeds in 1961 schrikbarende getallen over bevolkingsdichtheid_ en bewoningsintensiteit moeten nu daarom een nog erger beeld te zien geven. Het aantal daklozen wordt nu op ruim 100.000 geschat bijv. Het stadsbestuur is al sinds lang niet meer in staat de voor de sterke be» volkingstoeneming noodzakelijke infrastructuur uit te breiden. De stad beschikt over slechts 522 miljoen liter drinkwater per jaar, dat is ongeveer 61 liter per hoofd van de bevolking — de Wereldgezondheidsorganisatie WAO schat de behoefte op 272 liter per hoofd. Slechts 55 pet. van het stedelijke gebied is op een ontoereikende riolering aangesloten, en slechts "25 pet. van het vuilnis wordt weggeruimd. Alleen al deze getallen maken duidelijk dat Calcutta een broeinest is voor de ergste ziekten. Slechts één brug vormt de verbinding
voor het chaotische verkeer over de Hooghlyrivier. Autobussen en trams zijn oud en afgetrapt. Trams met 80 zitplaatsen worden soms door 200 personen gebruikt. JUTE De gewelddadige atmosfeer in de stad heeft politieké en sociale oorsprongen. De onderlinge concurrentiestrijd van de communistische en socialistische partijen, die alle de met hen gelieerde vakbonden willen pousseren, de frustraties van de Naxalieten, wier mislukking op het platteland hen ertoe bracht hun politieke ideeën in de steden in politiek gangsterdom te vertalen, zijn de bovenbouw van een sociaaleconomisch proces van achteruitgang. Na de deling van Bengalen kregen de Westbengaalse jutefabrieken te weinig grondstoffen uit Oost-Pakistan — dat zijn eigen jute-industrie ging opbouwen. De gevolgen waren niet gebruikte capaciteit en ontslagen van arbeiders. De weerslag hiervan op de economie in het algemeen, de werkloosheid van de industrie-arbeiders en van de van het platteland en uit Oost-Pakistan gevluchte mensen bevorderde de politieke en sociale onrust, die alle partijen voor hun eigen doeleinden probeerden uit te buiten. Voortdurende stakingen legden en leggen iedere tak van industrie lam, bijv. ook het havenbedrijf. Daarmee ontstond er gebrek aan grondstoffen voor de industrie, en de verscheping van de industrieprodukten naar andere landsdelen en voor de export werd onmogelijk. Er hebben sinds jaren vrijwel geen nieuwe investeringen plaats gehad, veel bedrijven werden, voor altijd gesloten of naar andere delen van het land overgeplaatst (de Amerikaanse firma Union Carbide, en de Nederlandse Philips hebben hun hoofdkwartieren in India naar New Delhi
en Bombay verlegd: tekenend is ook dat sinds enige tijd de grote luchtvaartmaatschappijen als Lufthansa en KLM Calcutta niet meer aandoen), overige fabrieken werken op verminderde capaciteit. In januari van dit jaar hadden niet minder dan 400 bedrijfssluitingen plaats, waaronder een wagonfabriek met 4500 werknemers. De economische verlamming is bijna niet meer te stoppen. West-Bengalen kent het grootste aantal verloren industriële mandagen in heel India. Oorzaken: absenteisme, stakingen en langzaam-aan-acties. Elke dag kan men in Calcutta betogingen en demonstraties van vakbonden zien. Het is allang van de eerste plaats in industriële groei verdrongen door de staat Maharastra, waar Bombay in ligt, en sinds kort ook door Madras en Haryana. Alle bedrijven zijn verziekt. Er is sprake van kapitaalvlucht. In een stad waar iedere politieman door twee of drie collega's bewaakt moet worden, voelt het bedrijfsleven zich niet meer zeker. De Indiase regering heeft voor deze zieke bedrijven een Industrial Reconstruction Corporation (IRC) opgericht, bedoeld voor heel India, maar tekenend genoeg met zijn hoofdkantoor in Calcutta. OPTIMISME West-Bengalen is een dure staat geworden voor de centrale Indiase regering. New Delhi maakt extrakosten voor de vluchtelingen, voor de extra leger- en politie-eenheden die naar die staat gedirigeerd moesten worden, voor de investeringen in de CMDA en de Reconstruction Corporation, maar krijgt economisch gezien steeds minder daarvoor terug. West-Bengalen is nog steeds een belangrijke schakel in de economie van
India. De jute is het belangrijkste exportprodukt van India, de thee brengt ook veel deviezen in, in de staat bevindt zich veel zware industrie en mijnbouw, de haven van Calcutta behandelt 40 pet. van alle Indiase export en 35 pet. van alle importen. Als West-Bengalen stagneert, stagneert heel India. Toch is men in Calcutta geneigd met een beetje optimisme de toekomst tegemoet te zien, als men dan tenminste het nieuw opgekomen probleem van de Oostbengaalse vluchtelingen over het hoofd ziet. Men baseert dat op de volgende elementen: Bij de jongste verkiezingen, van maart jl. hebben de extreme partijen niet veel winst geboekt, en heeft mevrouw Gandhi's Congrespartij sterke vooruitgang gemaakt. De bevolking heeft zich niet laten intimideren door het sabelgerinkel van de revolutionairen en is massaal naar de stembus gegaan. De dalende criminaliteitscijfers in de stad Calcutta hebben althans daar weer een beetje het vertrouwen in de politie doen terugkeren. Dat vertrouwen was ernstig geschaad toen tijdens het ministerschap van CPIM-leider Basu het politie-apparaat politiek geïnfiltreerd werd en soms terzijde bleef staan bij opstootjes, demonstraties of vechtpartijen, waar het normaliter had moeten ingrijpen. De uitzonderingstoestand die in West-Bengalen — dat nu onder Presidents Rule direct vanuit New Delhi bestuurd wordt — sinds enige maanden van kracht is heeft de politie kunnen ruggesteunen: er is een preventieve detentiewet afgekondigd, die het mogelijk maakt verdachten te arresteren en vast té houden gedurende een bepaalde periode zonder een proces, het is de politie toegestaan wijken te omsingelen en razzia's te houden, en legereenheden zijn naar West-Bengalen gestuurd
om de politie bij te staan. GEEN RISICO De CPI en de CPI-M zijn uit het bestuurscentrum verwijderd. Dit is niet helemaal volgens de regels van het democratische boekje gegaan: toen de wankele Congres-minderheidsregering van Mukerjee niet meer opgewassen bleek tegen de door de vluchtelingeninflux nog verzwaarde economische problemen van zijn staat, had eigenlijk de (communistische) oppositie het recht van het formeren van een regering moeten worden toegestaan. New Delhi nam geen risico's en plaatste de staat voor de derde keer in drie jaar onder centraal toezicht. Van de geschatte 5000 Naxalieten bevinden zich nu een 3000 in preventieve detentie (het is vooral de werkloosheid onder de intellectuelen die de opbloei van de Naxalieten gestimuleerd heeft; veel s^'-denten en afgestudeerden, letter' academisch proletariaat, hebber. 'ï naar het extreme communisme , jwend). Ten slotte hoopt men dat de door de regering in gang gezette programma's van de CMDA en de IRC vruchten kunnen afwerpen op sociopolitiek en socio-economisch terrein. Als die twee instellingen erin kunnen slagen de werkgelegenheidssituatie in Calcutta en West-Bengalen te verbeteren en het leefniveau van de West-Bengalen wat op te vijzelen, en als de politie de politieke agitatie in bedwang houdt, dan is er een kleine kans op herstel. Die kans is te meer aanwezig, omdat alle Westbengaalse partijen onlangs hebben ingezien dat tegenover het reusachtige vluchtelingenprobleem geen onderling gekissebis past. Ze hebben elkaar beloofd een einde te maken aan het geweld, maar ze konden nog niet afspreken hoe.
"Calcutta een vuile afgeleefde overvolle stad". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/08/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031730:mpeg21:p019
"NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/08/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031730:mpeg21:p019
"bij het tweede artikel de Nederlander tos C. Honig, die met vrouw Welmoed in 111.5 meter lange zeilN RIK een reis om de 5re 'd maakt. Het eerste al verscheen in Z 1,7 augustus jl.
tnerife kropen we in een best sigszins uitgeput van alle voorbereiding en gesleep en tussen de bedrijven ook • ouwd, zodat we vonden dat honeymoon aangewezen einu — 0 p dat gebied krijg je er 'fe waar voor je geld — we bediend door honderd obers i de hele dag in een tajei, een * Per kwartier. 11 van de KNSM bleek tevens i e andse consul-honorair te r kf' < "' ruz Gonzales. Mocht u oblemen hebben in het leven ' e et overal raad op en geen 18 hem te veel, ondanks het ' . e 't dat Hare Majesteit 'Se malen zijn verzoek om , etares se naast zich neer l Maar blijf wel in leven, "lij r°ns aan, want dat maakt gemakkelijker. Er wonen Nederlanders op Tenerife , en dan gaat er een dood. „ hl 3 dan exporteren en daar .. Panje erg veel papierwerk ij Von d hij. ; ^ e boot had hij onmiddellijk ■>enü te £ en invoerrechten en li ® dag werd Rik door de de haven te water gezet. *\ bi » a donker en in de haven V, niet bli J ven üggen, w, C ' e nieuwe Darsena PesJ aar mijl ten noorden van t^^'e was niet verlicht, en manoeuvrerend met de °°t, tussén de wirwar van "•ast g6n van de aan dek H, j|^ ' kon ik de ingang niet 1 tri Q t V ° elde me niet erg veilig WlT alleen en ging terug 5'Plaat ' Waar we op ee n on * V ankerden voor de Club jAngei s t on( j a j aan t "* of , Was & aan kijken in de 1 hart llet we ' hadden ge^ s ® nog een politieboot achn £estuurd om ons te zoeken
en was zichtbaar opgelucht dat we nog in leven waren. De tijd in Tenerife vloog voorbij. We hadden een hoop werk te doen aan het schip — we zetten de mast op, verzwaarden de verstaging, haalden alle spullen eruit en stopten ze er weer in en kochten nog een hele uitzet trossen, sluitingen, slagen en andere nautica in de visserswinkels waar het leven even goedkoop en aangenaam was als in het hotel. Ten slotte was het zover dat we aan boord konden wonen. Welmoed had er een prachtig nestje gekrabd en ik begon langzamerhand eni gvertrouwen te krijgen in de maritieme toestand. Naast ons — nu in de Darsena — lag een nieuw in Engeland gebouwde schoener met twee jonge Zweedse stellen erop. Ze konden het onderling slecht vinden en hadden nu maar besloten de boot naar Cannes te zeilen en daar te verkopen. Alles tegen wind — geen genoegen, zeker niet met een schoener. We zouden later nog veel meer schepen tegenkomen met dit soort problemen, hoe groter de bemanning hoe moeilijker op een lange reis met een klein schip. Tussen ons gaat het allemaal nog heel goed, al blijft de onzekerheid over het programma na Tahiti natuurlijk nog knagen. Op 29 januari vertrokken we naar Los Christianos, een baai aan de zuidzijde van het eiland Tenerife, na een smartelijk afscheid van Angel, die ons gedurende alle voorbereidingen gevraagd en ongevraagd met raad en daad was blijven bijstaan. We kwamen na donker aan door gebrek aan wind. 's Nachts viel hij helemaal weg en kwam daarna terug uit het ZW, waardoor de golven in de baai begonnen te lopen. We hadden een klein anker uit, dat begon te krabben, wat geen verbazing mocht wekken want toen ik het ophaalde was het helemaal verbogen, 's Morgens om 5 uur, na een slechte nachtrust en zeer tegen mgn zin, vertrokken we naar het eiland Gomera, 20 mijl naar het westen. Toen we eenmaal goed op weg waren draaide de wind naar het NW en we werden flink nat. Voor de middag kwamen we aan in San Sebastian, ,het kleine redelijk beschutte haventje van het eiland. Het was een heerlijk rustig plekje na het drukke Tenerife. Toen we uitgerust ware» en de nodige laatste brieven hadden geschreven was het tijdstip voor het grote vertrek gekomen — 2500 mijl naar Barbados, aan de andere kant van de Atlantische Oceaan of eerst 900 mijl naar de Kaap Verdische eilanden en daarna 2000 mijl naar Barbados. Het verschil van 400 mijl is niet zo groot als het lijkt. In de winter schuift de hele gordel waar de passaatwinden waaien achter de zon aan naar het zuiden en op de hoogte van de Canarische eilanden, 28 graden noorderbreedte, kan men er niet op rekenen. Men moet dus toch eerst een eind
naar het zuiden — tot ongeveer 18 graden NB —- om een gunstige wind te zoeken, zodat de Kaap Verdische eilanden niet zo ver uit de koers liggen als op de kaart schijnt. We besloten de koers zo uit te zetten dat we ze aan konden lopen als daar aanleiding toe zou zijn. Een wijs besluit zoals later zou blijken. SCHEEPSLOG Een bruikbare wind wil maar niet komen. Hij blijkt ZW, pal tegen en dat is ons te bar. We wachten tot 5 februari. Dan draait hij naar het WNW — mooi is het niet, maar we willen weg. Om 4 uur 's middags gaan we het zeegat uit, joho.
6 februari. „Jezus wat een nacht. Mar fuerte, biente nada. Springende koppen, om de andere in de kuip, geen, wind. Buiten een inferno van klapperende zeilen, binnen van de rommel die van de ene kant naar de andere vliegt, pannen, batterijtjes, oliekan, tube lijm. Op den duur loopt alles vanzelf klem en wordt het rustiger. Tot ik er over binnen kom vallen en alles van zijn moeizaam gevonden plaats schop, dan begint het opnieuw. Na 24 uur varen 30 mijl op de log. Bah. Zo duurt het drie maanden. Al mijn botten en spieren doen pijn. Motor aan, voorste schroefaslager rood heet, loopt vast..." Wat ben ik begonnen, denk ik. Ik kijk Welmoed aan en zie dat ze hetzelfde denkt. Ze zegt niks. Hou ik ook mijn mond maar. 7 februari... „Zon komt evengoed op tijd op. Met wat wind. 11 uur: 5 knoop. Schroefaslager eindelijk losgekregen."
8/2. „Goede nacht, zee niet lager, maar veel regelmatiger. Van 12 tot 12: 90 mijl. Beter. Middagbreedte: 26 graden 08'..." 9/2: „Hele nacht halfwinder opgehad bij stevige wind, gemiddeld 6,5 knoop..." We gaan 's nachts, als 'we geen scheepvaartroute kruisen slapen met dien verstande, dat ik zo nu en dan even naar boven ga. Het schip wordt gestuurd door een stuurman, een instelbare windvaan die via een trimroer het roer bedient. Die nacht om een uur of drie, als ik op het achterdek wat zit te morrelen schrik ik me de stuipen. Opeens, vlak achter het schip zie ik een gigantische feestverlichting, zo groot als een station aangaan. Ik kan mijn ogen niet geloven — het is veel te groot voor een vrachtschip, dat hier bovendien niets te zoeken heeft — en ik weet zeker
dat er een moment tevoren niets was. Met een kijker zie ik even later, dat het een enorm vliegdekschip is, met alle lichten op het dek aan. Maar er komen geen vliegtuigen. Even later gaat de hele boulevard weer uit — er blijft niet één navigatielicht branden. We praten nog twee dagen over de reden van dit merkwaardig fenomeen, en komen tot deze reconstructie. Het is een groot Russisch vliegdekschip op manoeuvre, dat van ons een kleine radarecho krijgt en denkt dat we een Amerikaanse onderzeeboot zijn die eens .even komt kijken. De prille officier van de wacht ontwijkt ons, en roept dan zijn baas. Die scheldt hem de huid vol, zegt dat hij geen moeilijkheden wil, en draait de hele kerstboom aan. Dan krijgen ze samen door, dat wij helemaal geen kwaad in de zin hebben, de baas draait het licht uit en gaat weer naar bed. MIDDAGBREEDTE 's Middags betrekt het, er komt een halo om de zon en het wordt zeer heiig. De wind neemt snel toe, ONO, 6: een harmattan, een harde, met Saharastof beladen wind uit de Afrikaanse kust. Vlak voor donker, in de snel hoger wordende zee, breekt de lummel, de verbinding tussen giek en mast. Het was een slechte constructie en ik had in Tenerife een betere moeten laten maken. Nu zitten we met de brokken, ik kan het ding niet repareren, en zolang we geen behoorlijke passaat hebben kunnen we niet zonder het grootzeil. Ik improviseer wat met touw en hoop er het beste van. Het zeil blijft voorlopig neer. het gaat hard genoeg alleen op de fok. 10/2: ,,'s Nachts ongewoon ruwe zee voor de windsterkte. Lijnen van de stuurvaan 3 keer stuk..." We krijgen die nacht nog meer averij. Als de stuurvaan voor de vierde keer de geest geeft, geef ik het op. De volgende morgen blijkt het trimroer te zijn afgebroken, waarschijnlijk zijn we over een blok hout gevaren of zo. Gelukkig was het geborgd aan een lijn — we zijn het niet kwijt, maar we kunnen het op zee niet repareren. Het is inmiddels wel duidelijk dat we Mindelo op Sao Vincente moeten aanlopen. „Kan overdag geen zonshoogte meten, te veel stof en wolken. Van 12 tot 12: 129 mijl. Barometer stijgt weer, grootzeil gehesen. Het staat niet mooi, maar de touwconstructie schijnt te houden..." 11/2: ,,126 mijl. Wind NNW 5, nog
steeds geen passaat, maar we schieten goed op. Weer geen middagbreedte." DOLFIJNEN Zo rommelen we verder. Een beetje meer wind dan ons lief is, meestal niet helemaal uit de goede richting, maar het wordt toch iedere dag wat warmer — de truien komen er al haast niet meer aan te pas. Alleen met mijn nachtelijke hazeslaapj^ is het afgelopen zonder stuurvaan, we moeten wachtjes kloppen. 12 februari zit de afstand er zowat op. Als ik 's morgens om zeven uur in mijn kooi kruip zeg ik tegen Welmoed me te roepen als de zon door mocht komen, want het wordt wel tijd dat ik me weer eens met de astrologie bemoei om een positielijn te krijgen. De Kaap Verdische eilanden zijn berucht voor het slechte zicht en ik heb geen zin om ze voorbij te varen. Om tien uur word ik uit mijn bed gehaald. De zon komt zo nu en dan door de buiige wolkenflarden. Als ik bezig ben de sextant te richten zie ik opeens tussen twee regenbuien voor ons.door, een rotswand. We zijn er, na acht dagen op zee. De wind valt weg en daarna komt er een zacht briesje tegen. We motoren naar het eiland en moeten dan wachten op gunstig tij om tussen de eilanden Sao Vincente en Sao Antao door te varen. We benutten de tijd door met de vuurtoren van Sao Antao en het radiobaken van Sal onze radiopeiler te ijken. Vier keer draaien we 360 graden rond, Welmoed aan het roer iedere 22% graad een kompaskoers afroepend, ik het peilraam draaiend. Als we de straat invaren, komt een grote groep dolfijnen ons verwelkomen. Ze dartelen een poosje om het schip heen en verdwijnen dan s n de richting waar wij vandaan komen. Vlak voor we de haven binnenlopen komen er opeens razende windstoten van de kale bergen, er wordt in de Pilot voor gewaarschuwd. Op hetzelfde moment komt er 'n afschuwelijk geratel uit de motor. Ik denk dit is de straf omdat ik hem in Amsterdam een keer heb laten bevriezen, zie spoken van uitgelopen lagers, en zet hem meteen af. Wij hijsen het grootzeil voor de laatste maal en kruisen tegen de windstoten op de haven in. Het gaat goed, maar ik had het niet graag 's nachts gedaan. Om vier uur 's middags liggen we voor anker in Mindelo Sao Vincente op 16 graden NB en 25 graden WL. We zetten de klok twee uur terug.
"Boulevard vol licht floept aan op duistere zee". "NRC Handelsblad". Rotterdam, 1971/08/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 24-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000031730:mpeg21:p019