Mejuffrouw P. Meurs, Zandvenne, te Schagen prov. Noord Holland, had onlangs de beleefdheid ons eenige belangrijke mededeelingen te doen omtrent de onrustbarende verschijnselen die zich bij haar hadden voorgedaan. Deze verschijnselen maakten de personen harer omgeving ongerust. Zij werd uiterst bleek, hare oogen werden dof. Als ik wilde uitgaan scheen mij de kleinste wandeling te vermoeiend toe. Bij 't trappen klimmen moest ik telkens uitrusten wegens de benauwdheden die mij overvielen. Ook had ik last van steken in de zijde, kon niet meer eten en slapen, de maag kon op 't laatst niets meer verdragen. Het is slechts toen ik het gebruik der Pink Pillen aanwendde, dat er zich eene verbetering voordeed die van dag tot dag toenam, en wel zoodanig dat ik thans zeer welvarend ben, ik eet en slaap goed, ik lijd niet meer en mijne genezing is volmaakt. Al de verschijnselen die Mej. Meurs ondervond, al de ongemakken waardoor zij aangetast was zijn die der zoo geduchte bloedarmoede Van af het begin dezen ziekte wordt het bloed kleurloos, zijne roode lichaampjes verliezende en daardoor zijne kracht. De zieke heeft in niets lust meer, alles staat hem tegen, donkere gedachten maken zich van hem meester en de uitputting waarin hij vervalt stellen hem aan de grootste gevaren bloot. Het is slechts door het bloed te hernieuwen dat men niet alleen de bloedarmoede kan bestrijden, maar nog andere ziekten voortkomende uit een verarmd bloed, zooals ; bleekzucht, neurasthenie, maagaandoeningen, rheumatiek en bij de kinderen de beenziekte en St. Vitusdans. Zoodra gij dus in Uwe familie of Uwe omgevingen personen kent, die deze verschijnselen ondervinden, doet gij een weldaad hen op de genezing van Mej. Meurs te wijzen, aarzelt niet, stelt niet uit tot morgen, wat ge heden verrichten kunt, want het kwaad neemt weldra de overhand en wee, wanneer het te laat is, als ge te laat bij U zeiven moet zeggen, och, hadden wij toch maar dit of dat gedaan, hoe langer men wacht, hoe langer en hoe lastiger de genezing zal zijn. Wij kunnen er echter niet genoeg op aandringen, dat men wel acht geve de echte Pink pillen van Dr. Williams te bekomen, want gelijk alle goede producten worden ook de Pink pillen reeds op eene grove manier nagemaakt, zelfs zoodanig dat zij uiterlijk den schijn hebben van de echte te zijn, doch de heilzame en genezende bestanddeelen bezitten ze in geene deele. Koopt ze slechts bij de depothouders die onder de attesten zijn aangegeven of zoo gij maar eenigen twijfel mocht hebben, laat ze rechtstreeks van den Hoofddepothouder komen, den Heer Snabilié. Prijs f 1 .75 de doos-. f9.— peródoozen. Verkrijgbaar bij J. H. I. Snabilié, Steiger 27, Rotterdam, hoofd-depóthouder voor Nederland en Apotheken. Franco toezending tegen postwissel. Ook echt verkrijgbaar voor Arnhem en Omstreken bij H. Linnewiel. Jansstraat 17. R. J, Hagenbeek, Rodenburgstr. 74. H. de Haas Rz., Drogerijen, Turfstraat 25. "
Arnhemsche courant
- 26-07-1902
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Arnhemsche courant
- Datum
- 26-07-1902
- Editie
- Dag
- Uitgever
- C.A. Thieme
- Plaats van uitgave
- Arnhem
- PPN
- 400337789
- Verschijningsperiode
- 1814-2001
- Periode gedigitaliseerd
- 1851 - 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 4927
- Jaargang
- 89
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Onrustbarende verschijnselen
STOOMSCHEPEN.
De «Priam», van Amsterdam naar Java, passeerde 24 dezer Gibraltar. De «Potsdam», van Rotterdam naar New-York, passeerde 25 dezer Lizard. Di «Koning Willem II», van Amsterdam naar Batavia, passeerde 25 dezer Kaap St.Vincent. De «Prinses Sophie». van Batavia naar Amsteidam, passeerde 25 dezer Kaap Finisterre. De «Koningin-Regentes», van Batavia naar Amsterdam; vertrok 25 dezer van Padang. De «Anchises», van Batavia naar Amsterdam, passeerde 25 deze- Dungeness. Het oorlogsschip «Reioier Claeszen» is gisteren in de haven van Vtissingen aangekomen.
BUITENLAND.
De President van de Vereenigde Staten heeft 't uiteengaan van het Congres afgewacht, voor hij weer de leiding der parlijzaken op zich genomen heeft. Gedurende de zitting van het Congres kon men meermalen hooren, dat de zaken niet gingen, zooals Roosevelt wel wilde. Daarin was hij het eens met de geheele republikeinsche partij, maar ondertusschen heeft deze partij weer meer moed gekregen, daar 't wel overtuigend gebleken is, dat de democratische partij met haar beginselen geen indruk op het volk gemaakt heeft en al zal ook de Sphinx, die Cuba heet, een onaangenaam iets zijn voor de republikeinsche partij, men behoeft haar in de tegenwoordige omstandigheden niet angstvallig voorbij te gaan, Kan dus ook daarom de republikeinsche partij tevreden zijn, Roosevelt ze'f heeft er nog een andere reden voor: in den tijd van veertien dagen nl. hebben vier Staten, te weten Kansas, Pennsylvanië, Missouri en Minnesota, op hunne republikeinsche partijdagen nu reeds Roosevelt tot candidaat geproclameerd voor de Presidentsverkiezing in 1904. Ook in New-York schijnt men hem trouw te zullen blijven, daar de tegenwoordige gouverneur Odell geen candidatuur wil aanvaarden en senator Platt, die nogal wat te beweren heeft, zich beslist voor Roosevelt verklaard heeft. En dat zal hem te meer goed gedaan hebben, nu een, zelfs vrij invloedrijke, schare van oude partij-leiders zich met, niet altijd fatsoenlijk, intrigeeren tegen hem verzet heeft. De rede, die Roosevelt den 4den Juli te Pittsburg heeft gehouden, gaf dan ook wel blijk van herwonnen zelfvertrouwen, iets wat hem in de laatste Congreszitting wel een3 verlaten scheen te hebben. Toen hij in die rede zeide, dat een wederkeerig overleg met Cuba zoo zeker tot stand moest komen als dat twee maal twee vier is, kon dat slechts de beteekenis hebben, dat hij het volk tegen het Congres (dat daar niets van weten wil) ten strijde opriep. Nog opvallender, ja zelfs sensationeel,
was in dezelfde rede zijn bespreking van de trust-vraag. Gedurende de geheele zitting van het Congres heeft Roosevelt geen druk of pressie op zijn partij uitgeoefend, om de regeling van de trust-vraag ter hand te nemen. Wel is waar heeft hij tegen de Northern Securiiies Co, en de vleeschtrust processen begonnen, maar het verzoek van de democraten, om eerst na eene wettelijke regeling der trusts 't Congres te verdagen, heeft hij niet ingewilligd. En dat hij nu plotseling die zaak op den voorgrond schuift, nu hij als 't ware 't rijk geheel alleen heeft, maakt den indruk, dat hij opzettelijk dit oogenblik afgewacht heeft, om zoodoende achter den rug der partij-leiders om, een nauwer contact met het volk te krijgen. En dat dit hem gelukken zal, is wel buiten twijfel voor wie de psychologie van de politiek van het land kent. De sterkte van iedere politieke partij zit in den minderen man en die is uit den aard der zaak democratisch, tengevolge waarvan dan ook gedurende een halve eeuw deze partij 't heft in handen heeft gehad. De ODhandige binnenlandsche politiek van de laatste jaren van de democratische partij heeft haar onmogelijk gemaakt, maar toch moet de republikeinsche partij altijd rekening houden met een vrij sterk element van democratisch-gezinde personen, en wel voornamelijk met het oog daarop, dat de belangen van de «kleine luyden» en de goudmannen niet met elkaar in botsing komen, welke botsing alleen voor de repblikeinen nadeelig kan worden. De leden van de laatste verschijning op politiekradicaal gebied, de «populisten» waren bijna alle republikeinen. Deze hebben zich afgescheiden van de republikeinsche partij en ook nu weer is een neiging van enkelen merkbaar, om de partij af te vallen, iets, wat Roosevelt zich ten goede zal maken. Van huis uit is gij geen demagoog, veeleer verkeert hij in 't gevaar beklemd te geraken tusschen de partijleiders in. Want zijn politieke geloofsbelijdenis, dat men altijd zooveel mogelijk tot een vergelijk moet komen, heeft hij tot nu toe altijd volgehouden en wanneer de volksgunst hem niet ijdel maakt, zal hij deze tusschen de klippen doorzeilende politiek ook wel blijven volgen. Een bezwaar daarbij is echter, dat hij in den strijd om het presidentschap met twee zoo geheel verschillende quaesties voor den dag komt. De quaestie Cuba is geheel en al eene buitenlandsche, en terwijl hem de buitenlandsche politiek het meest ter harte gaat, zou hij gaarne zien dat iedere Amerikaan daarvoor alles opoffert; nog liever zou hij in die quaestie dictator willen zijn. De tust vraag is een zaak van binnenlandsche politiek maar velen, die hem in 't eene helpen zullen, 't zij voor Cuba, 't zij tegen de trusts, zullen in de andere zaak tot zijn tegenstanders behooren. Van groot belang kan het worden, dat hij niet zoozeer onder het volk, maar onder de politici een nieuwen aanhang wil vormen; zoo heeft 't groot opzien gebaard, dat hij aan den afgevaardigde Littlefield uit Maine, in het congres de opvolger van Dingley, die een zeer zelfstandig politicus is en in 't geheel niet aan dsn leiband der partij-leiders loopt, heeftopgedragen om de wet op de trutst samen met den Minister van Justitie uit te werken, waarvan hij het ontwerp, geheel en al klaar, bij 't weder samenkomen van het congres, aan zijn partij voor wil leggen. En men vergete niet, dat achter de trustvraag oogenblikkelijk de herziening van het toltarief komt kijken, en men mag veilig aannemen, dat bij de behandeling van die twee onderwerpen Roosevelt nog al zijn groote capaciteiten zal kunnen toonen.
Voor eenigen tijd liepen er geruchten, dat Engeland plannen had voor den aanleg van een spoorweg in Zuid-Arabi«, die Aden met het binnenland verbi >den zou. Deze geruchten zijn te verklaren uit het feit, dat de handel van Aden steeds achteruit gaat, dat de toevoer uit het binnenland naar Aden steeds moeilijker wordt en dat andere havens aan de Roode Zee met Aden in concurrentie beginnen te treden. Tegenwoordig worden de karavanen, die uit het koffiegebied naar Aden gaan, gedwongen een vrij groote belasting te betalen. Iedere sultan, door wiens land een karavaan trekt, verlangt een vergoeding zonder daarvoor zekerheid te geven. Kleine karavanen hebben vaak het ongeluk door Bedouinen aangevallen of uitgeplunderd te worden. Deze omstandigheid zou door een spoorweg naar Sanaa, de hoofdstad van Turksch-Jemen, weggenomen worden; ook door de kooplieden in Aden is de wenschelijkheid van een spoorweg in 't belang van den handel betoogd. Door de bewoners van Aden wordt ook een spoorweg verlangd, omdat daardoor de 5000 voet hoog gelegen vlakte van Sanaa van uit Aden gemakkelijk bereikbaar wordt en deze zoodoende een herstellingsoord zou kunnen worden, Een Regeeringsbesluit heeft de aanleg goedgekeurd en in «principe» heeft de Regeering er zich ook voor uitgesproken, maar men schijnt ei niet aan te denken, het plan te volvoeren. Particuliere gelden zal men er moeilijk voor kunnen vinden, daar de politieke verhoudingen in Zuid-Arabië te onzeker zijn en ook de berichten over gevonden goud- en kolenmijnen vrij onbetrouwbaar blijken. En dan is er nog in 't geheel niet over gesproken, hoe de Turksche Regeering over het plan denkt. Na de jongste gebeurtenissen mag men in Konstantinopel niet veel goeds verwachten voor een spoorweg met de Engelsche haven Aden als uitgangspunt. Een andere reden voor de achteruitgang voor den handel van Aden is daarin gelegen, dat de handel van Dschibuti in den laatsten tijd een grootere vlucht genomen heeft. Er hebben zich daar meerdere Fransche handelshuizen gevestigd en die hebben de handel met Abbessinië bevorderd. De producten worden door stoomschepen naar Europa gebracht en deze nemen niet meer den weg over Aden. In het geval, dat het gelukken mocht, tusschen Hodeida Mocha en andere havens een goedkoop vrachttarief te krijgen en aan de Arabieren een goede markt voor hunne waren te geven, dan zou 't zeer
waarschijnlijk zijn, dat de handel, die tot dusver over Aden ging, verplaatst zou worden naar Dschibuti. De I idische Regeering protegeert de handel van Dschibuti zeer en de EngelschIndische pers heeft verscheiden malen op de gevaren gewezen, die door'den Indischen handel ontstaan door den meerderen invloed van Frankrijk in Dschibuti. Men vreest eveneens, dat de voortreffelijke haven van Dschibuti ook de handel van Zeclas en Berbera, evenals die van Aden nadeel zal doen, misschien wel geheel zal fnuiken. En dan wijst men in Indie ook op de politieke gevaren, die voor Engeland ontstaan door een Franschen spoorweg Dsibuti naar Harrar. Daardoor zou het Frankrijk mogelijk worden, snel troepen naar Harrar te verplaatsen, die 't aangrenzend gebied, voornamelijk de toegangen van den Indischen Oceaan van en naar Abessinië beheerschen en BritschSomaliland afsluiten zouden knnnen. Het voorstel Berbera en Harrar door een spoorweg te verbinden, wordt als het beste middel beschouwd, om in Britsch-Somaliland en Oost Abessinië den Indischen handel en het Britsche gezag te bevorderen.
In den ministerraad te P a r ij s heeft gisteren Combes den president der Republiek ter teekening voorgelegd, het eerste dekreet, waarbij het gebod wordt uitgevaardigd tegenover 26 congregatiën te Parijs en in het departement van de Seine, welke geweigerd hebben overeenkomstig het verzoek van den prefect vrijwillig uiteen te gaan, hun inrichtingen te sluiten. Het dekreet zal morgen verschijnen in de «Journal Officiel.» Aan den prefect zijn de noodige instructies gegeven ; de politie zal zorg dragen, dat het bevel wordt nagekomen. Dergelijke sluitingsdekreten zullen achtereenvolgens voor elk departement worden uitgevaardigd. De president van den ministerraad heeft aan de prefecten der departementen, waar godsdienstige congregatiöa zijn gevestigd, een instructie gezonden van den volgenden inhoud: Zend uit mijn naam oogenblikkelijk langs officieelen weg een waarschuwing aan de moeder-voogdes, dat de regeering van plan is de congregatie aansprakelijk te stellen voor de houding, aangenomen door de inrichtingen onder haar beheer, welke overeenkomstig de wet van 1 Juli 1901 moeten sluiten, en voor de wanordelijkheden die van de houding het gevolg kunnen zijn. — Omtrent de ziekte van den koning van Saksen wordt gemeld, dat deze zeer plotseling is ingetredent Dinsdag gevoelde hij zich nog zeer goed, en had hij tot 's avonds tien uur op het terras van zijn villa in Hosterwitz gezeten. Woensdagmorgen voelde de patiënt zich onwel, de hofarts werd ontboden, die een catarrhale aandoening van de longen constateerde, met koortsverschijnselen. Een Reuter-telegram meldde gisteren, dat de toestand zich niet ernstig laat aanzien. — Volgens het «Geofer Journal,» zijn de onderhandelingen tusschen de Zwitsersche en Italiaansche regeeringen over de bij legging van het bekende geschil reeds aan den gang, maar natuurlijk wordt over het beloop ervan het diepste stilzwijgen bewaard. — Het gerucht van een bezoek van Keizer Wilhelm aan Koning Eduard in C o w e s, wordt nu ook bevestigd van Fransche zijde. De «Matin» meent zeker te weten dat Keizer Wilhelm den 2den Augustus op reis zal gaan, om den derden in Cowes te zijn. — De Iersche afgevaardigde Redmond heeft den minister van koloniën geschreven dat hij hem interpelleeren zal over de uitgaven, veroorzaakt door het bezoek der vele Indische rajah's en maharahji's. Deze uitgaven, voor recepties en onderhoud van inlandsche troepen in Engeland, hebben meer dan een ton gouds bediagen en de regeering schijnt van plan deze kosten te verhalen op de Indische schatkist — Mac Neill heeft ook een vraag tot Brodrick gericht over Zuid-A frika. Hij vroeg of de aandacht van den staatssecretaris voor koloniën was gevestigd geworden op het feit, dat dr. Smartt bij diens agitatie voor schorsing der grondwet op verschillende plaatsen in de Kaapkolonie een brief had voorgelezen van Milner, gedateerd medio Juni, waarin schorsing der constitutie wordt aanbevolen en Smartt gemachtigd de zienswijze van den Hoogen Commissaris aan het publiek mede te deelen; voorts of en zoo ja, wat de Minister tegenover dit ingrijpen van Milner in de Kaapsche politiek dacht te doen. Brodrick zeide, dat Chamberlain een verslag van Smartt's rede had ontvangen en..., het niet noodig achtte iets te doen. Echo's uit Parijs. {Particulier» correspondentie.) Parijs, 24 Juli 1902. De tijden zijn veranderd. Vroeger, in oogenblikken dat men ernstig boos was op de Regeering, ging men de straat op, hield men redevoeringen tot het volk, richtte men in «vier vloeken en een zucht» een barricade op en schoot men, zonder zich een oogenblik te bedenken, zijn geweer — maar wie heeft te Parijs nog een geweer in huis ? — zijn geweer op de troepen af en wachtte verder totdat er een revolutie kwam. Thans gaat het anders toe. Thans doet men velerlei dingen, maar van schieten is geen sprake meer. Men houdt betoogingen, men loopt te hoop — dat reeds is trouwens in een groote stad voldoende om een belangrijke politiemacht te doen samentrekken — en — dit laatste vooral — men schrijft brieven. Hoeveel brieven de President der Republiek en de President van den Ministerraad in de laatste week niet ontvangen hebben ter zake van de tenuitvoerlegging der wet op de vereenigingen — mijn Hemel, indien genoemde hooge staatsambtenaren niet van de franchise postale genoten, dat wil zeggen dat men brieven, welke men hun zendt, niet behoeft te frankeeren, zou ik gewenscht hebben het geld te innen, dat de postzegels gekost zouden hebben voor deze missieven, in andere omstaudigheden benoodigd. De heer de Mun, het hoofd der
Katholieke partij, heeft geschreven, kardinaal Richard, de aartsbisschop van Parijs, het lid der Académie fran(aise , tevens bisschop van Autun, ettelijke andere bisschoppen, tal van Kamerleden, de député van Parijs Denys Cochin aan het hoofd, leden van den Gemeenteraad — allen hebben de pen opgevat om aan de twee Presidenten duidelijk te maken, dat Frankrijk een tijdperk van tyrannie tegemoet gaat en in zijn dierste gevoelens op het diepst geschokt is; allen hebben ze een brief geschreven — behalve de geëxpulseerde en te expulseeren geestelijken, zusters en broeders, zeiven. Deze hebben waarschijnlijk begrepen dat hun correspondentie, hoe welsprekend ook opgesteld, toch niet het hart zou vermurwen, noch dat van den hardvochtigen gewezen seminarist Combes, die beter dan iemand anders schijnt te weten, welk vleesch hij in de kuip heeft, noch dat van den goedigen, misschien al te goedigen heer Loubet, die misschien de zaken wel in het reine zou willen brengen doch die niet anders kan. Wie echter wel heeft geschreven, maar aan een ander hoog personage, te weten aan den heer Rouvier, Minister van Finannanciën, en dat wèl om le bon motif , omdat namelijk de Fransche rente 1 frank naar beneden gegaan is, dat is de heer Jules Jaluzot. De stichter en beheerder der magazijnen van de Printemps weet wat een moeite het kost van niet tot iet te komen en geld te verdienen — hetgeen altijd een der meest nuttige ku iststukken is en een der minst onschadelijke, indien men de door de wet, door de moraal en door een zuiver geweten geoorloofde middelen bij de uitvoering ervan in het oog houdt; de heer Jules Jaluzot dan, heeft, voor het oogenblik aan den godsdienst of het recht ontleende argumenten tegen het anti-clericalisme op zijde zettend, er allereerst aan gedacht dat de heer Rouvier met een zeer ingewikkelde operatie bezig was, die der natie nog meer ter harte moest gaan dan iets anders, namelijk met de conversie der rente. Hij beklaagt, in zijn schrijven, den Minister, «altijd zoo knap en zoo handig» zegt hij, daar zijn collega Combes hem in zijn financieele werkzaamheden zoo bemoeilijkt door de vervolging der zusters van liefdadigheid. Trots dat alles tquand mine», eindigt de heer Jaluzot, ga ik voort vertrouwen te hebben in hetcrediet van Frankrijk. Men zou misschien meenen dat de directeur van het 'magazijn, welks opkomst Zola in Au Bonheur des Dames poogde te beschrijven, dat de suikerfabrikant tegen wien verleden jaar een gerechtelijke instructie geopend werd — een instructie die trouwens met een non-lieu eindigde — ter zake van het opkoopen van suiker — men zou misschien meenen dat hij ditmaal en vooral met het oog op de aanstaande conversie, een in Fransche renten gespeculeerd had en daarom met zijn schrijven aan dit effect een duwtje naar omhoog heeft willen geven — doch men zou zich ten sterkste daarin bedriegen; het is, ook bij hem, niets anders dan de genegenheid voor de geestelijke instellingen die hem zoo doet schrijven, ofschoon hij er, met een niet gering practisch inzicht van zaken dadelijk bijvoegt: «Ge zult toestemmen dat, voor het minst, de maatregelen der Regeering op een ongelegen oogenblik genomen zijn». Er wordt inderdaad geschreven alsof de inkt geen geld kost: Zelfs mevrouw Jules Lebaudy, evenals de heer Jaluzot een naam bezittende, welbekend in den suikerhandel, grijpt de wet op de vereenigingen aan om een brief te richten tot.... tot de leden van het Congres, dat op het oogenblik te Parijs vergaderd is, ten einde internationale, wettelijke voorschriften te beramen om den handel in «blanke slavinnen» tegen te gaan, een Congres waarbij ook Nederland vertegenwoordigd is o. a. in de personen van de heeren Rethaan Macaré en de Savornin Lohman. Het verband tusschen de sluiting der congreganistenscholen en voornoemde negotie is op het eerste gezicht moeilijk in te zien, doch mevrouw Lebaudy weet daarop wel raad. Zij verzoekt den Congresleden eenvoudig den wensch te uiten: dat alle meisjesscholen, waarin door religieuses onderricht wordt gegeven, en ook alle dergelijke inrichtingen voor jongens, voegt ze er om geen schele oogen te maken bij, weder geopend mogen worden, «daar de zedelijke verbetering der menschen nog het beste middel is om den handel in blanke slavinnen te bestrijden.» Niemand zal haar dit tegenspreken, doch menigeen zal vinden dat een dergelijk oordeel wel eenigszins een petitio principii insluit, De heer Combes toch, zou waarschijnlijk een bewijs verlangen dat de door geestelijken bestuurde scholen werkelijk de menschen te beginnen met de kinderen, zedelijk beter maakt. Hij schijnt zelfs op die stelling wel wat af te dingen, daar hij met buitengewone gestrengheid de wet-WaldeckRousseau, volgens zijn eigen inzicht uitlegt, zonder wien ook maar gelegenheid te laten tot een mildere interpretatie. Het was te voorzien dat deze wijze van optreden groote afkeuring zou wekken bij een aanmerkelijk deel der conservatieve en der vrome bevolking. Behalve de opgesomde correspondentiën lokken dan ook de «sluitingsmaatregelen», in Parijs zoowel als door bijna geheel Frankrijk, geen bepaald feitelijk verzet, maar wel een tal van betoogingen uit, welke den Premier, Jmef hoeveel onverzettelijkheid en doortastendheid hij ook gewapend moge zijn, allesbehalve aangenaam zullen wezen. Alhier hebben die manifestatiën, welke in de der Regeering toegedane bladen nauwelijks vermeld en in de organen der oppositie niet zonder overdrijving voorgesteld zijn, geleid tot eenige arr «statiën, tot veel geschreeuw en tot weinig resultaat. Parijs is op het oogenblik nationalistisch en bij gevolg antigouvernementeel — dat in aanmerking nemende en er tevens bij bedenkende dat de, Fransche hoofd» stad altijd nummer één is geweest bij volksbewegingen en oproeren, komt men tot de conclusie dat het er in de gegeven omstandigheden vrij rustig is. D® ^larseillaise, die men gisteren en eergisteren nog eenige malen door de manifestanten heeft hooren zingen, krijgt meer en meer een platonische beteekenis. Dat is de moraal van de historie en tevens kenschetsend voor den geest onzer dagen. Juv.