IN DE AMSTERDAMSE TRAM zoent een Surinaamse jongen zijn Surinaamse vriendinnetje. Thuis, in Paramaribo, zou hij dat niet in zijn hoofd halen, maar de hoofdstad van Suriname (de enige grote stad) is dan ook, zeker in vergelijking met die van Nederland, een provinciaal geheel met nog steeds de mentaliteit van een kletserig dorp. Het meisje en de jongen in de tram zijn druk bezig met praten, lachen en verliefd doen, bijna net als een doorsnee Hollands paar. maar hun taal en houding verraden hen. Hun taal is die van Suriname, van een ander land. Ze praten dan ook iets te luid. net als Hollanders in een vreemd land vaak doen: samen lekker Hollands praten, want, haha, niemand die je ltan verstaan. Net 7.0 ligt er in hun houding iets te veel accent op het lekker vrij/vreemd/anders zijn, ver van huis, niemand die je kent. niemand die op je let, je kunt doen en laten wat je wilt. Surinamers zijn buitenlanders, Hollanders in Suriname zijn ook buitenlanders, maar breng dat iemand eens aan zijn verstand na meer dan .')00 jaar intieme relaties waarin Suriname van Nederlandse kolonie mocht veranderen in een zelfstandig deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Buitenlanders genoeg in de wereld, daar gaat het niet om. Op zichzelf is het ook geen probleem dat Suriname een land is eil dat Nederland een land is. Het kan een. alleraardigst gezelschapsspel worden om de overeenkomsten tussen twee verschillende landen te ontdekken, als het in het nummer Suriname-Nederland niet zo'n eentonig-eenzijdige zaak werd.
THEA DOELWIJT is redactrice van het Surinaams dagblad „Suriname" en voor een maand over in Nederland. Vader Surinamer, moeder Nederlandse. Werd in 1938 in Den Helder geboren. Werkte enige jaren in Nederland om in 1962 definitief naar Su-> riname te gaan. Zij is een van de oprichters van de schrijversgroep Moetete en werkt veel voor Surinaamse radio en TV. Zeg Maar Jij vroeg haar een artikel te schrijven over de jongeren in Suriname,
~Het aantal mogelijkheden na de lagere school is zo gering dat men er wanhopig van kan worden ofwel naar Nederland moet hollen." (Aankomst op Schiphol van Antilliaanse jongelui die het Solex produk'tie-team komen versterken).
"Surinaamse jeugd werkt voor betere toekomst Relemem met markoesa's, niet meer met appels Onder redactie van PAUL WITTE MAN". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/09/26 00:00:00, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612079:mpeg21:p021
"De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/09/26 00:00:00, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612079:mpeg21:p021
„De taal!" „Het onderwijs!" . He«l goed, hou maar op. Inderdaad wordt ook in Suriname Nederlands gebezigd, maar laten we in godsnaam niet ons hQofd breken óver de problemen waartegen Surinaamse kinderen opbotsen omdat thuis Javaans, Hindoestaans, Surinaams wordt gesproken, terwijl het Nederlands, halleluja, de officiële taal is die hen via de schoolbanken naar de universiteit in het moederland en tenslotte naar de hoge posten in het vaderland voert. Later meer over de grote groep die na de Nederlandse lagere school de welvaart op de onderontwikkelde straten van het eigen iand mag opsporen. Slimmerds weten dat zij aan de overkant, in Nederland, moeten zijn. Het Nederlands is een mooie, een goede taal, een school-taal, een kerk-taal,' een ambtenarentaal, een intellectuele taal. In Nederland spreken ze het ook! Wat doet het ertoe dat Suriname de" aard van het Caraïbisch gebied heeft, middenin de AmerikaanSe invloedssfeer ligt, behoort tot Zuid- Amerika?! Suriname eet en drinkt Amerika, de jongeren luisteren naar, dansen op, zingen en spelen de muziek van Amerika, men kijkt in de bioscopen en via de televisie naaide films van Amerika ZONDER Nederlandse ondertitels, bijna alle reclame, op de televisie, vaak ook in de kranten, op de radio en op muren, is van Amerika, „My one and only love - Mi lobi, mi oema". Verliefde jongens praten Amerikaans of Surinaams, nooit Nederlands. Maar feiten zijn feiten: Surinamers spreken (ook) Nederlands en Surinamers gaan naar scholen, die rusten op de neuten, de pilaren van het Nederlandse onderwijssysteem. Laat Suriname het probleem maar oplossen van een onderwijs, dat (uiteraard) niet gericht is op de opvoeding van jonge Surinamers tot waardige burgers van het eigen land en dat er (uiteraard) niet in slaagt van jonge Surinamers 100 procent Nederlanders te maken. Een Surinaamse minister heeft niet zo lang geleden (ietwat te) slim gèzegd: in Nederland wil men' altijd weten hoe het zit met Surinames onafhankelijkheid. U vraagt wanneer Suriname onafhankelijk wordt, heren, waarom vraagt u niet wanneer Nederland onafhankelijk wordt.
"Overkant". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/09/26 00:00:00, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612079:mpeg21:p021
HET PRCBLEEM van jonge Si:rinamers is natuurlijk niet alleen het probleem van jonge Surinamers. Ook oude Surinamers lijden er orfder. Bovendien is het probleem van jonge Surinamers te vergelijken met > liet probleem van jonge Arubanen. En dat vertoont weer sterke overeenkomsten met het probleem van oude Arubanen. Ik bedoel: het probleem van de ionge Surinamer is maar een voorbeeld. Men kan net zo goed een ander probleem nemen, dat in feite hetzelfde is. Bij ieder voorbeeld moet steeds 1 nadrukkelijk 'de kern van de zaak worden geraakt, die met een eventueel ander voorbeeld ook zou kunnen worden toegelicht. Wat de Surinamer onderscheidt van ons, is het verschil tussen eigenheimers en spaghetti. Wat de boer niet kent, dat vreet hij niet. Daarom nemen we altijd een gi\>te hoeveelheid blikken met bruine bonen mee naar do camping in Noord Italië. Daarom moeten negers stinken, daarom zijn 'Surinamers nu eenmaal anders Het eigenaardige feit doet zich voor. dat modieuze mensen iets juist lekker vinden, omdat het vreemd is. Ze vinden artisjokken zalig, net als knoflook en al dié andere vieze rommel, terwijl ze hun neus op halen voor boerenkool. Het is toch maar een feit, dat zelfs de meest verstokte negerhater zomers veel vrije tijd over heeft'om zich door de zon zo bruin te laten bakken als een neger? Misschien is alles wel opgelost, wanneer wij blanken verplicht waren iedere dag onder de hoogtezon te zitten. Ja, ja, maar waarom moeten wij wat doen? Waarom kan de neger ook niet een gebaar maken? Bijvoorbeeld door zich iedere dag in te smeren met tandpasta? Heel eenvoudig: omdat hij dan echt zou gaan stinken. Ik heb nooit begrepen 'hoe de rassen zijn ontstaan. Adam en Eva waren of zwart of wit. E'en tussenweg is niet mogelijk, want Adam en Eva waren nog niet geciviliseerd, laat staan dat ze genuanceerd konden denken. Ze dachten uitsluitend in zwart-wit. Als ze wit waren, dan kan er nooit een zwart ras uit hen zijn voortgekomen. En andersom. Dus aan hen heeft het niet gelegen. Er moet iets anders zijn. Ik heb er lang over gedacht, maar kwam er niet uit. Er is maar één oplossing. Er bestaat helemaal geen verschil tussen blanken en zwarten. Zoals er ook geen verschil bestaat tussen Aristona en Philips, want Aristona is hetzelfde als Philips. Ik geloof dat wii slechts menen dat negers zwart zijn. In feite zijn zij net zo min zwart als wij blank zijn. Wij maken ze alleen maar zwart. En als we ons dat maar goed inprenten. is alles opgelost.
"PIET". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/09/26 00:00:00, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612079:mpeg21:p021
Wat Nederland echter mist, heeft Suriname: enthousiasme en blijheid om, als de gelegenheid er is, de kansen worden geboden, dingen te doen. Als je wilt dansen, feest wilt vieren, als je wilt lachen, blij zijn, moet je in Suriname zijn. Tel daarbij een hevige interesse voor de eigen pogingen op cultureel gebied. Al kan er nog zo weinig worden gedaan in Suriname, dis er iets kan worden gedaan, dan is vooral de jeugd erbi j. De Surinaamse jongeren kunnen zich minder laten bezighouden en vermaken dan de Nederlandse, die nu eenmaal veel op een presenteerblaadje krijgen en daar, waarschijnlijk begrijpelijk, vermoeid en verveeld van zijn geworden. Rondkijken en mee-hangen in een centrum als „De Melkweg" gaf mij direct heimwee naar Suriname, al weet ik dat er meer en ander, juichender vermaak in Nederland is. In Paramaribo ligt niets voor het opscheppen, café's, clubs of sociëteiten voor jongeren bestaan niet. Gewoon maar zitten en praten (met een drankje) is overigens niet Surinames idee van gezelligheid. Een aantal jongeren voelt de behoefte daartoe wel en komt meestal aan zijn trekken tijdens de studietijd in Nederland. En zelfs dan nog is men niet helemaal happy als de (discussie)avond niet wordt afgesloten met muziek en dans.
"Blij". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/09/26 00:00:00, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612079:mpeg21:p021
De meeste feesten In Suriname worden thuis, bij vrienden, gehouden of georganiseerd door een sport- of sociaalculturele vereniging (in het clubgebouw). De „voorkamer" wordt leeggehaald om ruimte te maken voor de band of de amplifier (versterker) en de (veie) dansenden. Op het erf, waar zich soms het gehele feest afspeelt, worden stoelen en tafeltjes neergezet en vaak wordt e r een speciaal afdak gebouwd. Als het even kan, is er een band, dat is het allerechtste feest. De jongeren prefereren de eigen (jeugdige) bands die beat en soul spelen, de ouderen en oudjes die ook geregeld feesten en dansen, voornamelijk als cr iemand jarig is. hoution het meest van de echt Surinaamse en Zuidameri» kaanse muziek, zoals „Washboard" op het Holland Festival in het Concertgebouw heeft laten horen. Jongeren dansen verder vaak met amplifier (de helft goedkoper dan de band die toch wel tweehonderd Nederlandse guldens voor een paar uur spelen vraagt (honderd Surinaamse) plus gratis drankjes. De amplifier. een pickup met fo.óe versterkers — als er ergens een feest is, mag/moet de hele buurt het weten/horen — huurt men met platen en een man die de platen draait. Elke plaat twee keer achter elkaar; iedereen danst bijna elke dans mee, voor het dansen is men tenslotte Kekomen! Om elf/ twaalf uur 's nachts een bordje eten, rijst-kip of nasi, en daarna door-dansen en drinken tot 2-3-4 uur. Voorts organiseert men in Suriname graag excursies, ook bekend als „buitensport". De stad uit gaan en ergens buiten, aan een kreek of in een dorpje de (zon)dag doorbrengen, waarbij het dansen en drinken in de natuur belangrijker is dan het genieten van de natuur. Geregeld naar de schouwburg of naar een concert gaan. is er niet bij. Op de scholen worden dergelijke „uitstapjes" maar een enkele keer gestimuleerd. Helaas slaagt de Sticusa, de stichtinfe die de culturele samenwerking Nederland-Suriname-Antillen beoogt, er bi jna nooit in artiesten „naar de West" te sturen, die ook de Surinaamse jongeren iets te zeggen hebben (wel de Nederlanders in Suriname en de groep oudere Surinamers die blij is met alles dat uit Nederland komt). Toneel, schilderkunst, literatuur cn muziek proberen in Suriname een eigen weg te vinden, waarbij vele jongeren betrokken zijn, alhoewel moet worden gezegd dat het grootste deel van de jeugd alleen maar belangstelling heeft voor de mode, de bioscoop en de'beatshows. Het land biedt echter weinig gelegenheid om te ontdekken dat er méér is. Geld voor kunst en cultuur is er niet, gelukkig wel voor de sport — de mogelijkheden worden steeds ruimer — en dat is ten minste al iets. Veel meisjes cn Jongens zijn dan ook op een voetbal- of basketbalveld (de populairste sporten) te vinden.
"Feesten". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/09/26 00:00:00, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612079:mpeg21:p021
jioüOw ,v. epjiuno./ io<» ».j Minder sportieve, r rieuze" jongeren mis .1 in vergelijking met Nedcnund wat betreft informatie en literatuur op elk terrein. De Nederlandse bibliotheken, boekwinkels en grammofoonplatenzaken hebben duizendmaal meer: literatuur uit de Kthele wereld, zelfs uit de derde wereld. de ontwikkelingslanden. Kom daar in Suriname eens om! Om over de boetieks maar te zwijgen. Paramaribo heeft met moeite én bibliotheek, drie zeer bescheiden boekwinkels, een handvol grammofoonplatenwinkels, een echte boetiek. En alles is er duurder dan in Nederland, waar onder meer de invoerrechten mee te maken hebben. Confectie is slecht (overigens is de kwaliteit van veel schandalig minder) en wordt veracht. In de kleine gemeenschap en in de tropenzon draag je elke dag een ander, een schoon jurkje of overhemd. Surinaamse meisjes maken zelf hun kleren of moeten naar de modistes, de thuisnaaisters, die werken met Nederlandse en Amerikaanse mode-boeken. De mode laat zich gedeeltelijk inspireren door Europa en Amerika en wordt gedeeltelijk op eigen wijze „vertaald". De mini is een succes in de eeuwige hitte, de midi spreekt niet aan, de maxi is te warm, heeft misschien een kans gedurende de iets koelere avonden. Politiek is tot voor kort een aangelegenheid geweest waarmee de jeugd zich niet hoefde te bemoeien. .De politieke partijen zijn echter wakker geschud, vooral toen de schuchtere statistieken steeds luider gingen verkondigen dat er over enkele jaren meer jongeren dan ouderen in het land zullen zijn. De Surinaamse jeugd van vandaag wordt steeds politiek bewuster. Een aantal sluit zich aan bij een politieke partij, velen denken en praten over de Surinaamse zaak, de toekomst van het land. Met hun Nederlandse paspoort zijn zij Surinaams en dat willen zij wel eens vastgelegd zien . Links-zijn of rechts-zijn komt minder ter sprake dan Surinaams-zijn. Een kans krijgen om te leven en te werken in het eigen land met een goede regering die zich wil inzetten voor een betere toekomst voor het gehele land en het gehele volk. De jeugd denkt minder in kleur, ras en groepen dan de ouderen. Op de scholen is het solidariteitsgevoel dat men in de maatschappij van de ouderen vaak weer kwijtraakt. Daar moet men nog te veel Creools. Hindoestaans of Javaans denken, voelen én willen. Het valt niet mee met allerlei harnassen om, het Nederlandse en het verziekte Nederlands-Surinaamse, vrij te worden, jezelf te worden. De omstandigheden in Suriname zijn op het ogenblik weinig gunstig, er is niet veel. uitzicht. Maar als Suriname het mag proberen als een ontwikkelingsland als zoveel andere, en als vooral de jeugd daarbij de nodige kansen krijgt (vooral wat onderwijs en verdere opvoeding betreft is er hoop. hoop. Het is de jeugd van vandaag en morgen die Suriname een toekomst kan geven als zelfstandig land met een redelijke welvaart voor iedereen. Het minimum is toch wel: een behoorlijk huis Voor iedereen (weg met de kleine erf-krotten en een behoorlijk betaald werk voor iedereen (weg met de schandalig lage lonen en de grote werkloosheid in een land waar zoveel moet worden gedaan. liet is goed te weten dat Suriname een jeugd heeft die mee wil doen, hard wil werken, als het gaat om een beter, een gelukkiger, een zelfstandig Suriname. ALS het daar maar om gaat! THEA DOELWIJT
"Serieus". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/09/26 00:00:00, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612079:mpeg21:p021
Even leuk ls het om te vragen waarom de Surinaamse jeugd zo nodig uit Nederlands*; (leer)boeken wijs moest en moet worden. Wordt h">t niet tijd voor 300 jaar Surinaamse (leer)boeken (in het Nederlands, gewoon in het Nederlands) voor de Nederlandse jeugd. ' Rekenen met markoesa's. niet meer met appels. Lezen over baden in de regen. niet meer over schaatsen in de winter. Kennismaken met de Surinaamse vrijheidsstrijders, niet meer praten over brandstichters. De geschiedenis, de cultui;r en de godsdiensten van Afrika, India, Indonesië, China en van Suriname zelf leren kennen, niet meer die van Europa (nou ja, een beetje mag). Allemaal studeren De zaak van het onderwijs en leren in het Caraïbisch gebied en Zuid-Amerika, niet meer in Nederland. De zaak van het onderwijs ln Suriname is te ernstig om er te lang een grap van te maken. Het gebrek aan geld om een goed onderwijs-plan op te zetten èn uit te voeren, is schrijnend. Het aantal mogelijkheden na de lagere school is zo gering, dat men er wanhopig van kan worden (of wel naar Nederland móet hollen). Eén voorbeeldje uit de grote hoop: per jaar proberen honderdefi jongens op de ene lagere technische school te komen. Per jaar kunnen er met moeite 100 worden toegelaten. De rest mag op straat rondhangen, want voor kleine ongeschoolde jongens is er geen werk (Suriname zit te springen om vaklui). Vele jongens worden uiteindelijk toch „beroeps", hetgeen Paramaribo zo langzaam aan tot één van de meest onveilige steden maakt. In bijna elk huis is wel eens ingebroken. Straatroverij is ook populair. i)c meeste Nederlandse jongeren weten 7.0 goed als niets van Suriname, ze horen er ook te weinig over, ze zUn ook niet bijzonder geïnteresseerd. Suriname heeft altijd geleefd in de vergelijking met Nederland; hoe bewust de jongeren zich ook steeds meer worden van het eigen zijn, het valt niet mee om in een maatschappij die Nederlands heet te zijn, een eigen weg te vinden. I)e meeste wegwijzers wijzen naar Nederland, een luilekkerland op elk terrein als men het met andere, bijvoorbeeld Surinaamse ogen bekijkt. Voor de Surinaamse jeugd is er geen enkele faciliteit i n vergelijking met Nederland, het land van de duizend en één mogelijkheden om te leren en te studeren, sportief en'of creatief bezig te zijn, te winkelen en uit te gaan, om te werken of te reizen en trekken.
"Appels". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/09/26 00:00:00, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612079:mpeg21:p021
HET EXPERIMENTEEL Werkbemiddeling Duro zit op dit moment met ongeduld op de haar toegezegde subsidie te wachten. „Het geld hebben we dringend nodig want we zitten op dit moment met de zogenaamde „noodgroep" die, nu de winter nadert, dringend geld en dus werk nodig hee/t" verteld Onno van Praag, ergens op een bovenverdieping van het JAC aan de Amstel. Hij is staflid bij het Jongeren Advies Centrum en het oprichten van het EWB is zijn eerste grote project. „Niemand weet precies hoe groot deze noodgroep is maar hij wordt geschat op vierhonderd tot duizend jongeren die tot voor kort onder andere in de Willemstraat bivakkeerde en nu — na de sluiting — op rille fronten in de puree zitten." Ken half jaar geleden al zei het rijk mondeling toe in principe medewerking te willen verlenen als ook de gemeente Amsterdam mee wilde doen. De gemeente zei hierop mee te willen werken maar dan moest het rijk eerst een schriftelijke goedkeuring aan het projekt verlenen. Daarop is nu het wachten, want eerder geeft de gemeente geen voorschotten. De groep werkwilligen die bij het EWB aanklopt kan bepaald niet homogeen genoemd worden; het zijn vogels van diverse pluimage. Een deel bestaat uit jongeren die gewoon dringend geld nodig hebben en wie het niet veel kan schelen wat voor werk ze moeten doen. Dan zijn er de buitenlanders die naar Amsterdam op vakantie kwamen, het zo'n fijne stad vonden dat ze hier niet meer weg willen. Verder de ..krisis daklozen". mensen die — meestal tijdelijk — ernstige moeilijkheden met ouders of hospita's hebben en een groep werkstudenten. Dan is er ook nog een andere categorie — vooral jongeren — die een principiële onvrede met het huidige arbeidsbestel hebben en die hopen op veranderingen. Voorlopig kan het KWB nog niet veel meer doen dan bemiddelen. In een informele sfeer wordt geprobeerd uit te vissen wat de problematiek van de werkwillige is, wat zijn wensen zijn en samen wordt dan uitgezocht welk uitzendbureau of baas geschikt is. Hiertoe is een lijstje van uitzendbureaus „met een redelijk progressieve aanpak", samengesteld naar aanleiding van ervaringen met deze bureaus. Zo bleek bijvoorbeeld dat het niet ongebruikelijk was bij een aantal van deze instellingen dat iemand met lang haar en een beetje buitenissig gekleed hier te horen kreeg: ~Je begrijpt natuurlijk wel dat je moeilijk te bemiddelen bent" en dat betekende dan één gulden per uur minder verdienen. Bij de geselecteerde bureaus zijn echter alweer wachtlijsten zodat de boel hier stagneert. Inmiddels is het EWB ook druk bezig kontakten te leggen met het Amsterdamse bedrijfsleven. Geprobeerd wordt te bereiken dat in de bedrijven ruimte gecreëerd wordt waarin het mogelijk is te werken met arbeidsstructuren die overeen komen met de wensen van de werkzoekenden, zoals: meer eigen verantwoordelijkheid voor het werk en de vrijheid om, net wat je zeli wilt, tien, twintig of dertig uur per week te werken. De houding van de tot nu toe bezochte bedrijven noemt Onno van Praag: „welwillend afwachtend". „Ze willen de kat uit de boom kijken en zeggen kom maar met ideeën." Om de mogelijkheden in deze bedrijven te onderzoeken zijn een aantal experimenteergroepen samengesteld uit diegenen die het principieel niet eens zijn met het huidige arbeidsbestel en duidelijk geïnteresseerd zijn in het uitproberen van nieuwe werkmethoden.
"EXPERIMENTEEL BUREAU WERKBEMIDDELING". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/09/26 00:00:00, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612079:mpeg21:p021
ZONDER veel kunst en vliegwerk kunnen we deze week enige algemene lijnen aantreffen in de tweewekelijkse portie voorgesneden plastik. In de loop van het afgelopen jaar is namelijk een popkonglomeratie ontstaan die aan beide zijden van de oceaan haar aktivitciten ontplooit, zich bezig houdt met iets wat we voor gemak maar als „witte gospelsoul" omschrijven en die in complexheid en migratie van muzikanten het oude, vertrouwde Byrds-Springfield naar do kroon steekt. lets anders is het of ik er zonder die verfijnde bouwsels van het stamboom-genre waar Aloha in uitblinkt in slaag de precieze gang van zaken aan de lezer duidelijk te maken. Om over de chronologie nog maar te zwijgen... Het begon aLlemaal met Delaney and Bonnie, die zich met een heleboel werkloze groepsleden en studiomusici omringden om wat beter in hun muzikale opzet te slagen. Die mensen kregen de naam „Friends" mee en na enige tijd repeteren en wat optreden in Amerika stak het hele zaakje over naar tiet Albion voor een — uiterst geslaagde — koncerttoernee. Van de Friends maakten deel uit Carl Radle (bas), Jim Cordon (drums). Bobby Whitlock (klavier). Jim Price (trompet, trombone), Bobby Keys (saxofoon), Tex Johnson (percussie) en zangeres Rita Coolidge, terwijl de in de State? rusteloos als sessiepianist van de ene naar de andere formatie trekkende Leon Russell ook een belangrijke rol speelde. Hij was echter kort" voor de Engelse toer overgelopen naar Joe Cocker, de levende windmolen die zich met gelijksoortige muziek bezighield en tijdens een Amerikaanse toernee z'n Grease Band aan de kant had gezet. Nou vergeet ik zowaar ex- Traffic gitarist Dave Mason te vermelden, die na veel omzwervingen ook bij de Friends was beland. Welnu, de Engelse toernee werd een reuze succes, niet in het minst omdat Eric Clapton zich er ook maar bijvoegde als logische konsekwentie van enerzijds zijn werkloosheid en anderszijds zijn voorliefde voor het duo, dat de toernee min of meer te danken had aan Clapton. Hij haci ze ontdekt, luidkeels overal geroemd*'en ze aldus 'aan een onschatbare voorpubliciteit geholpen. Clapton deelde de sologitaar broederlijk met Mason, wat uitstekend verliep en zelfs George Harrison bewoog, hier en daar wat mee te spelen. Na de toernee verdween het merendeel van de Friends Leon Russell achterna. Naar Joe Cocker, die Amerika rondtoerde en ad hoe een monsterlijke formatie met vrienden, familieleden, honden en nog veel meer op touw zette, „Mad dogs and Englishmen" geheten. Dat werd een doorslaand succes, na de rondreis werd het spul opgebroken en een deel van de Friends (de ritmedrieh.iek Itadle-Gordon-Whitlock) trok weer naar Engeland om samen met Clapton een bandje te vormen. Zo ontstond „Derck and the Domino's, waarmee Clapton langs de kleinere klubs trekt en z'n Creamsuperstar aureool doeltreffend om zeep helpt. Mason heeft overigens ook nog even meegespeeld.
Dat was het wel zo'n beetje. En nu de resultaten, want die zijn er legio: Een live dubbel- LP van Joe Cocker en z'n Mad huppelepup. die nog uitkomt
Een soloplaat van Erie Clapton. En een in regenboogplastik uitgevoerde soloplaat van Mason. De plaat van Clapton heeft eigenlijk een verkeerde naam. ..Eric Clapton" (Polydor sterec 2383 021). Dat zou moeten zijn: „Delaney en Bonnie en Friends, featuring E. Clapton". Want Eric is ól te bescheiden. Dat hij niets moet hebben van heldendom, okee, maar dan hoeft hij nog niet volledig anoniem te vervloeien in het op zich uitstekende muziekgenre dat de Friends achter hem neerzetten. Het strekt hem wel tot eer, dat hij zich zo kan wegcijferen — welke gitaarvirtuoos doet hem dat na — maar de opzet van het geheel en de repertoirekeus gaat zo overheersend in de richting van wat we al van D en B aan gospelwerk kennen (vrijwel alles is dan ook door Delaney geschreven, met steun van Clapton), dat er toch niet uitkomt wat we van Eric Clapton mogen verwachten. Zelfs als we zijn onmatige bescheidenheid volledig in de kalkulatie opnemen. Blijft over zonder meer een pretentieloze plaat met lekkere, maar niet overdonderende, muziek.
DAVE MASON Is met een veel beter produkt voor de dag gekomen, „Alone Together" (Blue Thumb BTS 19), in een mooie, maar omslachtige uitklaphoes. De plaat heeft een erg volle, melancholieke ondertoon en doet sterk denken aan zijn vroegere bijdragen aan de Traffic. Als je deze plaat bij de nieuwe Traffic LP optelt komt het aardig in de buurt van de oude Traffic. Mason heeft zich ook door wat Friends laten begeleiden, maar dat is veel beter uitgepakt. Dat kan liggen aan zijn veel doortastender persoonlijkheid (dan Clapton), maar daarnaast Is ook van invloed, dat het meeste geschreven werd vlak na het opbreken van de Traffic, toen hij een beetje misnoegd door Europa zwierf. „Shouldn't have took more than you gave" en „Cant stop worryin'. can't stop lovin' " zijn fraaie voorbeeldles van dat melodieus-droefgeestige, maar er zijn nauwelijks nummers te vinden die het niet hebben. En dientengevolge nauwelijks werk van minder allooi. „Only you know and I know" en „World in Changes" zijn iets gedrevener, wat er zeker niet minder doorwrocht uitkomt. Ook het gehalte van de verdere begeleiding heeft een groot aandeel in de hoge waardering, die het geheel verdient: Leon Russel, Jim Capaldi (vriend van vóór en tijdens Traffic), ert-Burrito Chris Ethridge (bas), Rita Goolidge, ex-Mother Don Preston en niet te vergeten de uitgebalanceerde produktie van Tommy Li Puma. VVe hadden het net nou wel zo misprijzend over het superstar-gedoe wat om de Cream hing, maar toch werd er maar vreselijk goeie muziek gemaakt. Om ons daarvan te herinnerer verscheen er weer wat in het genre „Cream-revislted", namelijk „Stirring the Cream" (Polydor Medium stereo 2447 011), met onder meer: „Anyone for tennis", „White Room". „Cats' squlrrcl". „Poli- Hciajp", „N§U" en „TOAD". Spreekt • Voor 'tichzelf, dacht ik zo. Me.±r compilaties, grootste hits e.d.: „The Best of Sonny and Cher" (Atlantic special 2358 003), met „The beat goes on", „What now my love", „I got you babe", „Little man", „Let it b_* me" en een zeer suffe tweede kant: „Bang. bang" staat er niet op, en de hele plaat komt tamelijk mat over. Dat lijkt misschien gek met zo'n kollektie standaardhits, maar die moet je als single horen over de radio, een krakkemikkige pickup of, beter nog, een brullende jukebox. In samengevoegde versie over een hifi-installatie blijft er te weinig van heel.
Van de Hollies daarentegen wel. Op „The best of the Hollies" (5C054-91-131, Bovema) valt te beluisteren, hoe die jongens destijds stilletjes en stiekum — d.w.z. buiten het brandpunt van de avantgardepop — de ene schitterende hit na de andere voortbrachten: „Sorry Suzanne", „Listen to me", „Jennifer Eccles" „Dear Eloise", „Carric Anne", „On a caroussel", „Stop stop stop", „Look through any window", „I'm alive", „I can't let go" en „Ilere I go again". Meer in focus was de Buffalo Springfield, maar ook pas toen ze zowat opgeheven werd. Van het vroege werk is men veel minder op de hoogte, ook al omdat de eerste LP hier nooit is uitgebracht (alleen later als import) „Expecting to fly" in de 99 serie van Atlantic doet zo hier en daar een greep, met vooral veel Neil Young werk. wat nooit weg is. „For what its worth" kennen we allemaal. Verder: „Expecting to fly", „Merry-goround", „Special care" „Flying on the ground is wrong" en nog meer aardigs van die posthuum tot grootheid gekomen groep topmuzikanten. Geen „Retrospectieve", maar best de moeite waard. Dan heb ik wel eens wat geschreven over Motown-sound en de door Bovema uitgebrachte serie met per plaat zestien uitstekende staaltjes zwarte amusementsmuziek. Nummer zeven en acht zijn nu uit, en nog steeds schijnt er geen eind te komen aan de voorraad eersteklaswerk (Motown 661 en 666). GERTJAN VAN OMMEN
"uit: Transatlantisch gospelconcern". "De tijd : dagblad voor Nederland". Amsterdam, 1970/09/26 00:00:00, p. 9. Geraadpleegd op Delpher op 22-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110612079:mpeg21:p021